GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 44

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 44

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

ieder mens zijn eigen leven kan helen tot in uiterste consequenties doorvoert, heeft nooit meer een dokter nodig. We kunnen het allemaal zelf wel af. Dat is een radicale vorm van persoonlijke verantwoordelijkheid. Maar ook de meest trouwe volgelingen van Louise Hay stellen zich gewoon onder doktersbehandeling wanneer er iets met het lichaam aan de hand is. Net zoals degenen die denken maatschappelijk succesvol te kunnen zijn door de kracht van hun wil, meestal niet nalaten voor de zekerheid toch ook maar een goede opleiding te volgen. Net zoals degenen die in een therapieweekend op een boerderij hun frustraties eruit schreeuwen om hun geblokkeerde energiestromen weer op gang te helpen, vaak niet aarzelen om gelijktijdig naar dieper liggende oorzaken van hun psychische problemen te zoeken. Zo vanzelf gaat het allemaal niet. Ook aan wonderen moet hard worden gewerkt. Vernedering Het geloof dat de geest het lichaam in de hand heeft, komt meestal op wanneer juist het zoveelste bewijs van het tegendeel geleverd is: het lichaam doet niet altijd wat ik wil. Wanneer ik ziek ben, realiseer ik mij machteloos te zijn. Er is geen sprake van dat ik mijn lichaam nog kan controleren. Ik moet maar afwachten

44

wcs

JANUARI/FEBRUARI

1997

wat het lichaam doet en wat de dokters kunnen doen. Ik ben hulpeloos en dat is onuitstaanbaar. En juist dan wordt het verleidelijk te denken dat ik allerminst hulpeloos ben. Het magische denken is een almachtsfantasie in een toestand van machteloosheid. En misschien dat het niet waar is dat ik mijzelf kan genezen, maar in ieder geval komt daardoor een einde aan de vernedering van de hulpeloosheid. Magisch denken als een vorm van compensatie in tijden van nood. De gedachte dat mijn geest mijn lichaam er bovenop kan helpen, geeft op zijn minst enig zelfvertrouwen. Het is een hoopvolle, troostende gedachte. Ik kan iets doen! Infantiel zijn ze allerminst, de consumenten van het paraculturele aanbod. Dat aanbod zelf is nogal eens absurd en extreem, maar veel consumenten zijn eerder gematigd. Vaak nemen ze de meest radicale consequenties van die magische denkwijzen niet over - bijvoorbeeld dat je altijd schuldig bent aan de eigen ziektes -, de scherpe kantjes worden er een beetje afgeslepen, de overtuigingen op maat gesneden. Want de klant is koning. "Het fin-de-siècle-geloven is samplen", constateert de schrijver Marcel Möring. Hij houdt daar niet van. Het knutselen met levensovertuigingen is zo oppervlakkig en modieus, zeggen de critici. Maar wat is daar eigenlijk op tegen? Een modieuze houding is wellicht de enige verstandige houding om met zulke verschijnselen om te gaan; altijd de vraag stellen: wat heb ik er aan? Misschien kan ik op een bepaald moment in mijn leven iets hebben aan meditatie, yoga, tai-chi, voetzoolreflexologie, astrologie, regressietherapie, maar raak ik op een ander moment verzadigd. Dat is geen probleem: gewoon wat andere smakelijke of gezonde lekkernijen proeven. In de levensbeschouwelijke supermarkt ligt de prijs voor verandering niet hoog - koopjes in overvloed en ruilen mag altijd. Om los te komen van traditionele, knellende geloofsbanden, was soms een heftige worsteling noodzakelijk, geloofsafval werd duur betaald, maar daar is hier geen sprake van. Het is een licht wereldje. Om met socioloog Paul Schnabel te spreken: "Er is geen strijd. Er zal straks

geen heftige strijd zijn om van Emile Ratelband los te komen." Niemand wil graag van modieusheid worden beticht. Maar wie modieus, lichtzinnig en een tikje grillig is, wordt in ieder geval niemands slaaf; hij gelooft, maar wordt nooit dogmatisch. Op die voorwaarde kan een rationalist het zich veroorloven om magisch te denken, te geloven dat wonderen bestaan - niet echt natuurlijk, maar soms, af en toe, een klein beetje. foto: Lenny Oosterwijk, m e t dank aan Michiel en Jochem

Literatuur: Michael Z i m m e r m a n , 'Science, nonscience and nonsense', The Jolin Hopkins University Press, 1996. Mary Michon (red.), 'In de zwevende hemel', Ten Have/Ikon, 1993. Miranda Moerland (red.) 'De kool en de geit in de Nieuwe Tijd', 1996. Rudy Kousbroek, ' H e t avondrood der magiërs', Meulenhoff, 1973.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 44

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's