GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 117

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 117

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

delen van dode mensen en - ook levende ~ dieren met messen, elektriciteit en chemicaliën, en keek welke vezels samentrokken: dat waren de spieren, wat overbleef waren zenuwen, verantwoordelijk voor de overdracht van gevoel en dus ook pijn. De uiteinden van die zenuwen zijn niet gelijkmatig verdeeld over het lichaam, ontdekte Max von Fiey-, de vingertoppen zijn veel gevoeliger dan de huid op de rug. Het ziekbed van de pijnpatiënt stond echter ver weg van het laboratorium van onderzoekers als Von Haller en Von Frey en anderen die poogden de werking van het centrale zenuwstelsel te achterhalen. In de klinische praktijk had pijnbestrijding geen hoge prioriteit. Er was weinig contact tussen artsen en experimenteerders. Het was ook de tijd dat artsen operaties veelal voor de ogen van een belangstellend publiek verrichtten, dat gefascineerd kon raken door de vaardigheid en snelheid van de chirurg. De patiënt schreeuwde, de snelle en vaardige arts werd geprezen. Pijn was de reden waarom elke patiënt zijn operatie wilde uitstellen, maar maakte uiteindelijk een onlosmakelijk deel uit van het chirurgische ritueel. De arts Alfred Velpeau in 1840: "In het algemeen geldt dat het voorkomen van pijn met kunstmatige middelen een mythe is die niet langer kan worden nagestreefd. Scherpe instrumenten en pijn zijn onafscheidelijke begrippen in de gedachten van de patiënt, en aan die verbintenis moet men noodzakelijkerwijs toegeven als het tot een operatie komt. De chirurgen moeten alles doen om de pijn te beperken, en moeten tegelijkertijd goede resultaten leveren". Velpeau sprak juist in een tijd waarin de anaesthesie op doorbreken stond: pijnstillen met morfine, bestanddeel van opium, was al mogelijk sinds 1806. Later volgde codeïne. In 1842 werd bij een met ether verdoofde Amerikaan een tumor uit de nek verwijderd. Tandarts Horace Wells trok tanden en kiezen na toediening van lachgas. In 1846 was het Massachussetts General Hospital toneel van de eerste

openbare operatie onder volledige verdoving. Zeven jaar later al bracht de Engelse koningin Victoria haar vierde zoon ter wereld onder invloed van chloroform. Dat kon een gok worden genoemd: tussen 1846 en 1946 overleden in Engeland 25.000 mensen door verkeerde toepassing van anaesthetica. De secularisering van pijn, toch al ingezet door het werk van Von Haller en de andere onderzoekers, werd onontkoombaar. Wie durft te beweren dat anaesthesisten godslasteraars zijn? Nu en dan staat er nog iemand op die het nut van pijnlijden - dat is wat anders dan het waarschuwende nut van pijn - verdedigt. Rond 1935 had je de doloristen, aangevoerd door de Franse schrijver Julien Teppe, die geloofden dat pijn een manier is om jezelf te leren kennen. "Van alle psychologische gesteldheden is pijn hetgene dat ons hele wezen overneemt", schreef Teppe, "zowel het lichaam als de geest, met de grootst mogelijke kracht. Het is een toestand die al het andere wegvaagt, wegdrukt en uitschakelt. Er is geen ruimte voor bedriegerij of compromissen. Het is er, en het is voldoende om al het andere te elimineren." Hoe anaesthetica precies werken, werd pas duidelijk toen ze al geruime tijd in gebruik waren - hetgeen iets zegt over de warme ontvangst ervan. Hoe ons brein en ons ruggenmerg precies aan 'pijnmanagement' doen, weten we nog maar ten dele. Het duurde tot 1965 voordat de nu heersende 'poort-theorie' over pijn werd geponeerd door de Amerikanen Ronald Melzack en Patrick Wall. De weg die pijnprikkels afleggen van de zenuwuiteinden via het ruggenmerg naar de hersenen is oneindig veel ingewikkelder dan de klokkentoren-constructie van Descartes of de modellen die door de onderzoekers van de achttiende en negentiende eeuw zijn geopperd. De spiritus animalis zijn verruild voor prostaglandinen, bradykinine en histamine. In zijn pure vorm is pijn echter pijn gebleven. Het wordt wel gezegd: de mensen van nu zijn gevoeliger voor pijn

dan de mensen van vroeger. Ons lichaam wordt minder op de proef gesteld, pijn mag worden geuit. En dan is er het gebrek aan verwijzingen naar pijn in het verleden; misschien was het stoïcisme, misschien was er gewoon wel minder pijn. Wie die onwaarschijnlijke stelling wil onderzoeken, stuit op het subjectieve van pijn: een historische vergelijking van pijnbeleving aan de hand van harde meetgegevens is onmogelijk. Hoe beschrijf je de pijn die de patiënten/slachtoffers van chirurg/slager Robert Liston moeten hebben geleden? Pijn laat zich tegenwoordig met chemie temmen, maar blijft nauwelijks in woorden te vangen.

foto: Lenny Oosterwijk, m e t dank aan P.P.

Geraadpleegde literatuur: H.F.J. Horstmanshoff (red.), 'Pijn en balsem, troost en smart - pijnbeleving en pijnbestrijding in de oudheid', Erasmus Publishing, Rotterdam, 1994. Roselyne Rey, 'The history of pain', Harvard University Press, Cambridge, 1995. Mary Sheridan, 'Pain in America', University of Alabama Press, Tuscaloosa, 1992. Ronald Melzack en Patrick W a l l , 'The challenge of pain', Basic Books, New York, 1983.

wcs

MAART/APRIL

1997

37

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 117

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's