GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 466

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 466

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

zich moeilijk laat vangen in harde cijfers. Behavioristen hadden dan ook stevige banden met het logisch positivisme van de Wienei Kreis, waartoe filosofen als Carnap behoorden. Er ontstond, onder aanvoering van Ryle, zelfs een afgeleide stroming - het 'logisch behaviorisme' - die er vanuit ging dat het lichaam/geest-probleem te herleiden was tot semantische kwesties. Men bezag het vraagstuk volledig vanuit het taalgebruik. Hoe wordt er over het mentale gesproken? Neem een zin als 'Ik neem aspirine omdat ik hoofdpijn heb'. Zo'n zin lijkt te betekenen dat er iets mentaals in me is, dat bewerkstelligt dat ik aspirine neem. Maar volgens de logisch behavioristen is dat niet zo: tussen 'hoofdpijn' en 'aspirine-neem-gedrag' (of kreunen: 'ik heb hoofdpijn') bestaat slechts een conceptuele relatie, geen causale. Het mentale maakt deel uit van ons gedrag, het is er niet de oorzaak van. We gedragen ons alsóf er iets mentaals in ons is.

Een bezwaar tegen deze identiteitstheorie is bovendien dat als de gedachte aan aspirine volledig afhankelijk is van het type hersenen dat wij mensen hebben, andere levende wezens met andere hersenen nooit een gedachte aan aspirine zouden kunnen hebben. Deze kwestie leidde ertoe dat men begon te stellen dat de gedachte aan aspirine in verschillende soorten 'hardware' kon worden gerealiseerd; ook Marsmannetjes en dieren zouden in principe aan aspirine kunnen denken. De laatste loot aan de fysicalistische stam is het functionalisme. Het is een antwoord op de bezwaren tegen het behaviorisme en de identiteitstheorie. Grofweg stelt het functionalisme dat het wél zinvol is om in psychologische termen te spreken - volgens de functionalist kan het mentale namelijk wel degelijk de oorzaak zijn van gedrag - en dat mentale termen in relatie tot elkaar moeten worden gedefinieerd.

Nu is het in principe mogelijk een robot te bouwen die het uitschreeuwt van pijn als we hem een opdoffer verkopen. Toch zullen wij mensen dan zeggen dat hij helemaal geen pijn heeft, want er is niets in hem dat kan 'voelen' - het is een machine zonder geest. Hij gedraagt zich alleen maar alsóf hij pijn heeft. Zien we daarentegen een mens die pijngedrag vertoont, dan gaan we er vanuit dat hij pijn hééft. Waarom? Omdat we zélf pijn menen te ervaren en die ervaring projecteren we 'automatisch' op anderen. Maar wat als u de enige mens op aarde blijkt te zijn die dergelijke ervaringen heeft? En: als niemand anders pijn kent, hoe zeker kunt u er dan van zijn dat u wél pijn ervaart? Dit is, globaal althans, de redenering van een logisch behaviorist.

De functionalistische theorie is ooit voorgesteld door de Amerikaanse filosoof Hilary Putnam, iemand die zich later overigens weer tot de 'geest' bekeerde. De theorie geeft antwoord op de vraag wat twee mensen met dezelfde mentale toestand gemeen hebben, bijvoorbeeld 'aan aspirine denken'. En daarbij gaat het dan om de functionele eigenschappen van de gedachte. Er wordt dus niets gezegd over de fysische realisering van een mentaal proces, ongeveer net zoals het begrip 'pijnstiller' niets zegt over de manier waarop hij gemaakt wordt; een pijnstiller is slechts een functioneel gedefinieerd begrip en dankt zijn 'pijnstiller-zijn' aan het feit dat hij pijn wegneemt. De functionalist stelt nu dat de ene functie de andere als het ware uitlokt: 'pijn hebben' wordt 'aan aspirine denken' plus het verlangen de 'pijn te stillen'. Dit alles kan uitmonden in gedrag: 'opstaan om een tablet te nemen'.

Een tweede manier om de geest te laten verdwijnen is stellen dat hij identiek is met de neurofysiologische processen van ons brein. Wie zoiets zegt is een aanhanger van de identiteitstheorie. Voor hem is een mentale gebeurtenis slechts een bijzonder geval van een fysische gebeurtenis. Het is het idee dat we onszelf op een computerscherm, waarop onze hersenen in de vorm van een neuronaal netwerk zijn afgebeeld, zien denken, voelen en ervaren. "Kijk daar eens, zo ziet 'mijn hoofdpijn' eruit." De identiteitstheorie werd toch al sterk door de opkomst van de computer beïnvloed: die machine leek het voorbeeld bij uitstek van een fysisch systeem waarop mentale processen worden 'afgebeeld', zoals schaken, vertalen en patroonherkenning. Maar wat uiteindelijk toch niet plausibel bleek was de veronderstelling dat iedere gedachte over aspirine een specifiek hersenproces is, dat identiek is met bepaalde aanwijsbare fysische kenmerken. Dit impliceert immers dat we op een scherm niet alleen zouden kunnen zien hoe een gedachte aan aspirine eruit ziet, maar ook hoe de beleving oogt als er speciaal aan Chefarine 4 wordt gedacht. Afgezien daarvan: welke van die aanwijsbare kenmerken maakt dat specifieke hersenproces tot een gedachte aan aspirine? Wat later toonde de neurobiologie bovendien aan dat uitgevallen hersendelen en de ermee verbonden functies, soms door anderen delen werden vervangen.

90

wcs

NOVEMBER/DECEMBER

1998

Derde persoon Al deze stromingen hebben een sterke neiging alles te bezien vanuit het standpunt van de (objectiverende) derde persoon. Ze hanteren een strikt empirisch-wetenschappelijke redeneerwijze. We schrijven intenties, verlangens en overtuigingen aan elkaar toe. Het voorbeeld van de van pijn gillende robot is voor de materialist daarom ook zo'n geliefd voorbeeld: het toont aan dat het heel moeilijk is wezenlijk onderscheid te maken tussen iets dat van pijn gilt doordat het pijn hééft en iets dat van pijn gilt, zonder pijn te ervaren. Dat wil zeggen: dat onderscheid is moeilijk te maken vanuit het standpunt van de derde persoon. Als we ons voortdurend als 'derde personen' opstellen dan is het inderdaad waar dat we bij ieder ander persoon alleen maar pijngedrag waarnemen, zonder dat we er achter kunnen komen of anderen ook daadwerkelijk pijn ervaren. Maar o wee, als we ons opstellen vanuit het perspectief van de eerste persoon: dan weten we eigenlijk wel zéker dat een robot geen pijn ervaart, maar onze zieke buurman wel. Dat voelt een mens op zijn klompen aan, het is een kwestie van intuïtie en vanzelfsprekendheid. We kunnen ons in alle redelijkheid afvragen of het materialisme zich niet op grote schaal schuldig maakt aan

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 466

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's