Tractaat van de reformatie der Kerken - pagina 151
VAN REFORMATIE DOOR GEESTELIJKE OPWEKKING.
12$
de latere kerken de heerlijke voorbeelden niet van een kerk die, op de boetprcdiking van haar Herderen, in de schuld voor God gevallen, openlijk in het bedehuis, onder vasten en gebeden, opnieuw haar
verbond van trouw met 'den Heere bezegeld heeft. Evenwel zijn er nog dieper gezonken toestanden denkbaar, waarin de Heere God zijn kerk óf schier geheel van trouwe wachters ontbloot, óf aan de trouwe wachters, die Hij nog liet, de genade om te ijveren voor zijn heiligheden onthouden heeft. In zulk een jammerliiken toestand heft uitteraard de ijverloosheid der trouwe, of ook de trouweloosheid der overige herders, allerminst voor de kerke Gods de plicht tot verwakkering in godzaligheid op, en heeft geen ander uitwerksel ten dezen, dan dat de plicht tot het nemen van initiatief, die de leden vroeger aan de herders overlieten, thans op henzelf
Toch is hierbij de ordening Gods te eeren, opdat de leden hun ijveren voor Gods eer door minachting voor het door Hem ingezette ambt bezoedelen. Zoo dikwijls dus door den Heiligen Geest (want zonder diens werk is alle werk slechts schijn) kinderen Gods buiten het ambt in bijzondere mate door overtuiging van gemeenschappelijke schuld worden aangegrepen, en een vuur van jaloerschheid voor de eere Gods in hun boezem wordt ontstoken, om tegen de zonde des volks te toornen, behoort altoos hun ijverbetoon uit te overgaat. nooit
gaan van liefdebetoon aan de Voorgangeren. Op hen dient de eerste aandrang gericht. Er moet geen zucht zijn om het, buiten hen om, zelf te doen, maar een stille drang en bede: „Och, of z ij er toe mochten opwaken!" En eerst, als drang en smeeking hiertoe ijdel bleek, en de herderen of in hun trouweloosheid zich verharden óf ook de getrouwe herders in hun lauwe ijverloosheid voortvaren, is het oogenblik voor zulke leden der kerk ge-
om zelven de kerk tot boete en bekeering te .roepen. Dit eeren van Gods ordinantiën achte niemand gering noch loope
komen, iemand
er in zelfgenoegzaamheid over heen.
Men bedenke
toch, dat
ons roepen tot boete en bekeering niets dan dood kan baren, tenzij God de Heere de harten aangrijpe dat alle boetbazuin slechts instrument en
al
;
alleen de heerlijke
God de Wakkerschudder
der slapenden
is
;
en dat die
afgebeden zegen van zijn Vaderhand verbeurd en schier gebannen is, zoodra we ons aanstellen in eigenwilligheid en niet volgen in zijn spoor. Toetst men aan deze leidende beginselen hetgeen om ons heen geschiedt, dan lo.
dat
in
mag de
het volgende niet verzwegen. prediking onzer dagen het roepen
tot
boete en
bekeering niet van de wilde massa, maar van het volk des Heeren, veel te
zwak vernomen wordt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1883
Abraham Kuyper Collection | 240 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1883
Abraham Kuyper Collection | 240 Pagina's