GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de diepte - pagina 367

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de diepte - pagina 367

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

361 door den bloedwreker achtervolgd en door den dood bedreigd. Zyn gansche leven wordt de mensch voortgejaagd en voortgezweept door dien wreeden achtervolger. Schrik en ontzetting vervullen zijn hart, als hij er aan denkt, hoe hem na dit leven een eeuwige dood en verdoemenis wacht. En waarom is die dood zoo ontzettend voor den mensch? Omdat de dood De mensch is geschais: scheiding van de Bron des levens. pen om uit en met en voor God te leven; God is de Bron en Oorsprong zijns levens. En nu bestaat juist daarin de schrikkelijkheid der verdoemenis, dat de gemeenschap tusschen den mensch en die Levensbron is afgesneden. Vandaar dan ook, dat de mensch in zulk een staat van veroordeeling het ware leven niet meer kan smaken. Hij zocht het wel op allo mogelijke wijzen, maar tevergeefs; deze aarde, met al wat zij heeft, is niet in staat hem het leven en de rust te schenken; neen, leven, rust en vroolijkheid komen er voor den mensch als er geene verdoemenis voor hem is. Gelijk de eerst dan doodslager niet rusten kan, vóór hij de poorten der vrystad is binnengetreden en uitroepen kan: »Nu is er geen dood meer te vreezen ;" zoo ook vermag de mensch niet te rusten vóór hij kan uitroepen: »Nu is er geene verdoemenis meer voor mij te duchten." De mensch smaakt geen waarachtige ruste vóór hij mag uitroepen: «Nu is er geene scheiding meer tusschen God en mijne ziel." Ziet, dat is het onuitsprekelijk voorrecht, waarvan hier gesproken wordt. Neemt eene plant uit de aarde, geliefden! en ziet, hij zal binnen weinige dagen verdorren en die losgerukt is verteren. Zoo is het ook met den mensch van God, van de Bron des levens. Alle waarachtige leven, alle ware rust komt eerst dan, als hij, weer teruggebracht tot God, in Hem mag rusten. Dan kan hij zingen: »Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog op aarde nevens ü toch lusten?" Ziet, geliefden! daarin bestaat dus al de schrikkelijkheid van de verdoemenis dat wy van God gescheiden zijn. En daarom ontstaan juist alle leven, alle rust en vroolijkheid eerst dan, als wij van die verdoemenis zijn verlost, weer met God zijn vereenigd, en kunnen uitroepen: »Er is geene verdoemenis voor ons; wij hebben geen dood en hel te vreezen; wij hebben geene scheiding van God te duchten." Als wij dat kunnen zeggen, zijn wij de gelukkigste menschen op aarde en wacht ons een heerlijke toekomst hierboven. Als wij geen ,

,

,

en verdoemenis meer hebben te vreezen, genieten wij een voorrecht, dat met geen schatten der wereld is te betalen. Immers dan zyn wij voor eeuwig verbonden met God. Dan liggen wij met onverbrekelyke banden aan den God onzes

dood

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887

Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's

Uit de diepte - pagina 367

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887

Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's