Uit de diepte - pagina 358
352 waardoor de Heere zegt: » De zonden zijn u vergeven". dit mochten vernemen, en we bemerkten zoo weinig van de vruchten des Geestes, dan bestormt twijfel heeft,
En wanneer we
het hart, en gaat
weest
men
vragen, of niet alles zelfmisleiding ge-
is.
Dit alleen kan, ja moet uitdrijven tot den Heere, die alles, wat ons ontbreekt, mild en overvloedig schenkt, zoo wij het smeeken. Ja, zoo ging het bg Jakob. Hem ontbrak wat, dat hij
moest
hebben.
hem daar
in gepeins nedergezeten in zijne tent. Maar daar schrikt hij op. Ér is een man binnengetreden, en aanstonds zegt een geheime stem daarbinnen » Dit is de Zoon Gods door wien alle genade ons toekomt die zal mij kunnen redden." Er ontstaat eene worsteling. De Heere schynbaar afwerend en alles weigerend Jakob altijd dringender het is, alsof de telkens herhaalde weigering om te geven, wat zijne ziel begeei't, hem stoutmoediger maakt; hy bidt, hij smeekt, hij weent den ganschen nacht dooi'. Reeds begint het eerste morgenrood den horizon te kleuren, en nog heeft Jakob het vurig begeerde woord niet van de gezegende lippen des Heeren vernomen maar toch, hij is aan het winnen. Ja waarlgk, hij krijgt de overhand. Maar nu gaat ook de Engel des verbonds zyne kracht toonen, die Hy zoo lang inhield. Hij raakt de heup van Jakob aan, en zie, hij is ontwricht. Zal hij den strijd nu opgeven ? Wie kan er met een hinkend lichaam, met een verwrongen heup nog worstelen? De man in Jakobs tent maakt zich gereed om heen te gaan. Zal hy nu den strijd maar opgeven? Neen, dat kan hij niet; hij zegt: 5>Ik zal u Ziet
:
,
;
;
;
;
niet
laten gaan, tenzij
Gij
mij zegent
!"
Was Jakob dan
niet
gezegend ? Zeer zeker, in den naam van den God des verbonds had Izak het gedaan die zegen was twee malen door God zelf bevestigd; maar toch, op hetgeen voorbij was, kon Jakob niet leven. Hij gevoelde het een nieuwe weg ontsloot zich voor hem; hij moest in het beloofde land de patriarch zijn, die de drager wezen zou van de verborgenheden des geloofs; daartoe was hij onbekwaam en dan die Ezau, die in de verte nog altijd het zwaard dreigend ophief.... Hoeveel hing er niet aan den draad zijns levens. Daarin was het geheim van zijn volhoudend worstelen, waarin hij volhardde, ook al werd zijne heup verwrongen. »Ik laat u niet gaan, tenzij Gij mij zegent." Koninklijk woord! Hebben wij het aireede eenmaal mogen spreken ? Was er by ons een worstelen in den gebede, dat wij niet konden opgeven, voordat de Heere ons had toegefluisterd: » Uwe zonden ;
:
;
.
.
.
!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
![Uit de diepte - pagina 358](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/uit-de-diepte/1887/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's