Locus de Consummatione Saeculi - pagina 59
College-dictaat van een der studenten
57
College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek). Valt
3.
van
de
beslissing
In onze kringen
met den dood
is
over eeuwige zaligheid of rampzaligheid
aan
deze zijde
het graf, in dit leven?
Pred. 11
3.
:
pericoop vs.
Tot
1—8
is
dit bijna
geen vraag meer. Het staat vast
gevallen. Gfewoonlijk beroept
men
recht verstand van dit vers. dienen
in te zien.
Het
—
2« gedeelte
daarvan
:
de beslissing
zich op:
is
we even
de geheele
het duidelijkst; vs. 4,,v^ie
weer wacht, tot het volkomen naar zijn zin wolken ziet, die zal niet maaien", die krijgt niets. De reden, waarom men niet zelf alles berekenen moet, is, dat men deze dingen niet weet, ze zijn in Gods hand. Daarom niet berekenen. Wel kunt ge door empirie er eenige kennis van opdoen, maar met deze experimenteele kennis hebt ge dan ook te woekeren en verder hebt ge eenop den wind acht geeft"
—
is
op
't
„die zal niet zaaien en wie op de
voudig
uw
plicht te doen en niet op eigen redeneering te drijven.
Gelukkig den impetus van het leven zelf,' welke den stoot tot werken moet geven (vs. 5 — 8.) Dit is de hoofdgedachte van het 2^ gedeelte dezer pericoop en deze zelfde gedachte nu, hier toegepast op den arbeid, wordt in het 1^ deel der pericoop toegepast op de weldadigheid. „Werp uw brood uit op het water" (vs. 1), werp het in den stroom van menschelijke ellende, „want gij zult het vinden na vele dagen" — misschien komt er nog eens een keer in uw leven, vervalt gij ook nog eens tot armoede, dan zult gij ook bij anderen brood vinden. „Geef een deel aan zeven, ja ook aan acht; want gij weet niet; wat kwaad op de aarde wezen zal", d. i. wees niet al te precies in het berekenen uwer weldadigheid. En dan komt vs. 3 met een beeld, ontleend aan de wolken en aan den val van den boom. hij,
die drijft op
—
Nu
is
tweeërlei mogelijk:
woorden „als de wolken vol geworden zijn, zoo storten zij piasregen uit op de aarde" eene paraenetische beeldspraak zijn gij zijt eene volle wolk; welnu, doe als de wolken, die niet vragen, waar zij hun regen uit1.
dat de
:
ook gij uit op het land, onverschillig op wie, want ook de Heere boezen en goeden en laat zijne zon opgaan over rechtvaardigen en onrechtvaardigen; terwijl dan de woorden: „en als de boom naar het zuiden, of als hij naar het noorden valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal hij wezen" een parallel kunnen zijn van vs, 2 b en beteekenen storten, stort
regent
over
:
nu nog
aan een boom, die staat, gij hebt nog eer, rijkdom, overvloed; maar gij weet niet, wat kwaad over u komen kan, de boom kan vallen en dan blijft hij liggen, zooals hij ligt; gij kunt plotseling van uw eer, uw rijkdom, uw overvloed beroofd worden. 2". Én de wolken én de boom zijn onderworpen aan de richting en de gij
zijt
gelijk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's