E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 582
Derde deel
ZOND.
584
XXXVI. HOOFDSTUK
de zielen betuigd wordt; en dat alzoo de is
deze zondige
geschonken
vï^ereld
Naam
des Heeren, in dien
saamgevat
de
al
En
openbaring.
rakter
des Heeren,
die
tieerlijk
de gansche aarde, een heiligen schat vormt, die uit genade aan
over
ligt
Xaam
I.
In dien
is.
Naam
ligt
dus de heerlijkheid
des Almachtigen; in dien i\'aa>n
de kennisse
schat van zijn voorwerpelijke
en onderwerpelijke
draagt deze rijke openbaring thans, na den val, het ka-
van zulk een openbaring
zondaar noodig heeft zoo spreekt
als de
het vanzelf, dat gelijke openbaring toch ook in het Paradijs bestond vóór
den
en
val,
dat
Adam
zoowel
als
Abraham,
mus
heeft dit dan ook gevoeld,
waar
hij
en in
al
des Heeren.
te
Onze Catechis-
Vraag 99 de strekking van
in
van ons recht
G-ebod, positief, zóó verklaart, „dat Hij
hadden
zich rekenschap
Naam
geven van hun verplichting jegens den
er/cewd,
dit
aangeroepen,
onze woorden en werken geprezen worde."
naam
Vraagt ge nu in de tweede plaats wat het beteekent: „dezen
Heeren op
te
des
heffen" zoo staat opheffen tegenover laten liggen. Het
breeuwsche woord Nasa\ dat
He-
hier gebezigd wordt, heeft in al zijn betee-
kenissen deze zelfde grondbeduidenis. Iets
nu wordt het door dit nasa' opgeheven.
is er,
het
daar onaangeroerd liggen; doch grijpt het nasa'
daar neder, maar
ligt
nasa'
Blijft dit
uit,
dan
het
blijft
dan wordt het
plaats,
opgegrepen, opgebeurd, in gebruik genomen. Vandaar dat onze Staten-overzetters het vertaalden „den bruiken.'"
Toegepast op den
Naam Xaam
zondaar tweeërlei kan buiten houden. Er zich
meê bemoeien, aan dien
daardoor in
staat
met dien Naam
inlaten, óf er zich
of er zich niet
meê bemoeien. Dien
Naam
Hij 7noet er zich
aan den zondaar, en den zondaar gesteld,
niet ijdellijk ge-
des Heeren wil dit dus zeggen, dat een
doen, óf zich
Naam liggen laten, of wel mag de mensch niet doen.
uws Gods
des Heeren
de hand slaan. Dit eerste nu
meê
Hem met
zijn
want God
inlaten,
heeft
Openbaring gegeven, en
tot heil zijn
Naam
te
noemen. Het
is
hem dus
schandelijke ondank, en er spreekt hooghartige laatdunkendheid in, zoo de
zondaar zich
om
den heerlijken
liggen laat, laat voor
En
toch
is er
wat
die
is,
Naam
zijns
Gods
niet
bekommert, dien
en er niet naar omziet.
nog erger dan deze laatdunkendheid en achteloosheid,
dit
om dezen Naam om Hem te vermaar om dit heilige
namelijk dat de zondaar er in zijn verwatenheid toekomt, deze Openbaring, deze kennisse Gods aan te grijpen, niet heerlijken, en niet
aan
te
om
er eigen
behoud in
en tot het mikpunt te kiezen voor derde Gebod
vah
te
vinden,
randen, er zijn lust aan te koelen het uit vijandschap te lasteren
uit, als
zijn spot.
En
dit
nu
het spreekt van een „opheffen van den
in het ijdele of naar het ijdele." Er staat in het
juist
drukt het
Naam van
Hebreeuwsch
'L*?
Jeho-
Snhaw
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's