E voto Dordraceno - pagina 186
ZONDAG
174
of de kerk des
HOOFDSTUK
VIII.
Ouden Verbonds,
die een
V.
geheel andere roeping bezat,
en voor die geheel andere roeping geheel andere gaven ontving, moest dan ook wel op een andere wijze dan wij, diezelfde waarheid die ons zalig
maakte
bezitten.
Ligt onze roeping op het terrein van het bewustzijn, en daarmee saam-
hangende, van de Formuleering, de roeping der oude kerk lag op dat terrein niet. Noch de patriarchen noch de profeten noch de apostelen
hebben dan ook ooit in vaste omschrijvingen geformuleerd. Hun wereld, waarin ze leven is een geheel andere. Hunner was die diepte en ontvankelijkheid des gemoeds, die juiste kracht geeft en bekwaam maakt, om zonder den strijd en de worsteling van het bewustzijn, veel vaster en dieper en juister indruk van de zaak zelve te ontvangen, dan wij dit in den spiegel van ons helderst bewustzijn ooit vermogen. Het dient dus tot niets, of men al uit enkele plaatsen der Heilige Schrift van het Oude Verbond enkele gegevens saamleest, om daarmee te bewijzen, dat ook Adam, ook Noach, ook Abraham en Mozes reeds in de belijdenis van den Drieëenigen God hebben gestaan. Van geformuleerde belijdenis is toch noch in Mozes' boeken noch in de geschriften der profeten ook maar schijn of schaduw te vinden. Die hoort daar niet thuis. Dit bij Mozes en de profeten te zoeken is even ongerijmd als dat men gegraveerd goud in de goudmijn of een geslepen diamant in de bergen zocht. Integendeel alle formuleering was bij hen ondenkbaar en onbestaanbaar. Zij leverden het gouderts, dat de kerk des Nieuwen Verbonds eens graveeren zou. Zij leverden de diamanten die eens de kerk na Christus' hemelvaart
in
glans en schittering slijpen zou. Zelf
slijpen ging tegen
hun roeping
in.
Dit kon
bij
hen
te
graveeren, zelf te
niet.
Dit
bij
hen
te
onderstellen verwart alle helderheid van begrip.
Maar al moet dus met kracht en ernst staande gehouden, 1». dat niemand de eens gevonden formuleering vermetel en aanmatigend verwerpen mag; en 2o. dat niemand de formuleering zoeken mag in de even periode toen de kerk nog niet aan deze formuleering toe was, beslist dient beleden, dat de geloovigen onder het Oude Verbond zeer stellig en ongetwijfeld af zijn gehouden niet alleen van alle dusgenaamde Afgoderij, maar ook van het even schadelijk Algodendom, en het nog
—
doodelijker Deïsme, en derhalve gestaan hebben in datzelfde geloof aan datzelfde Eeuwige Wezen, dat thans Belijdenis van
Wezen door
te
bij
ons
zijn
uitdrukking vond
den Drieëenigen God, alsmede dat
zij
van
dit
in
de
Eeuwige
geheel dezelfde werkingen ervaren hebben, die wij thans uitdrukken
spreken van de werkingen van Vader, Zoon en Heiligen Geest.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's