GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 472

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 472

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

460

HOOFDSTUK

XVI.

VI.

Er staat alzoo, dat Christus drie dagen en drie nachten in de hel heeft vertoefd; nu met zulk een redeneering komt men ver. Bij onze bespreking van het Jonateeken in hoofdstuk II dezer Zondagsafdeeling is er door ons nadruk op gelegd, hoe metterdaad deze woorden: in het hart der aarde, iets meer en iets diepers beteekenen dan het graf. Er is toen aangetoond, hoe het graf een voorpoorte der hel dit door het woord grafenis wezen we

kuil aanduidt.

Ook

in

is,

en hoe de Heilige Schrift

het hoofdstuk over Jezus' be-

gaan mogen we intusschen

hierop. Verder

De

niet.

wordt ons in de Heilige Schrift nooit voorgesteld als in het hart der aarde gelegen, maar steeds als „onder de aarde" zijnde. Het hart der aarde had namelijk voor de Israëlieten een geheel andere beduidenis dan voor ons. Voor ons is de aarde een ronde bol, en als wij van het hart der aarde spreken, denken we dus allicht aan het binnenste middelpunt van dezen aardbol. Die voorstelling daarentegen hadden de ouden niet. Van de aarde als een bol wordt in de Schrift nergens gesproken. Het 40 ,,hart der aarde" kon dus dien zin niet hebben, en kan in Matth. XII uitsluitend ontleend zijn aan de vergelijking met het ingewand van het zeemonster, om aan te duiden de vernielende macht van het graf. En hiermee is tevens reeds de bedenking beantwoord, die ontleend 24 en 27. Er wordt in Hand. II 24 door Petrus wordt aan Hand. II 27 gesproken van smarten des doods die ontbonden zijn, en in Hand. II (naar luid van Psalm XVI) dat God de Heere zijn Heilige in de hel niet zou verlaten. Wat nu het eerste aangaat, zoo kan dit smarten des doods" dan alleen op de gedachte brengen, om aan een verlossing uit de hel te denken, indien men de begrafenis geheel van het lijden afscheidt. Het gaat toch niet aan, om, gelijk velen doen, in de grafruste van Jezus reeds een aanvang van zijn triomf te zien, en dan van de opwekking te gewagen als van een „ontbinden van smarten des doods". Neemt men echter, gelijk ook wij deden, het verkeerde uit deze voorstelling weg, en erkent men dat ook het graf voor Jezus een zake des tijdens in zich droeg, zoodat er werkelijk „smarten des doods" in waren, eilieve, wat zou er dan wonders in liggen, dat ook de verrijzenis ons wierd voorgesteld als een daad Gods, waardoor deze smarten des doods wierden ontbonden ? Het beroep eindelijk op Hand. II 27, ontleend aan Psalm XVI, vervalt geheel, zoodra men met eenige nauwkeurigheid in de Schrift onderscheidt tusschen het tweeërlei gebruik van het woord hel. Soms toch wordt met hel bedoeld de duidelijk aangewezen plaats der eeuwige rampzaligheid, waarin de gevallen engelen en verdoemden eerst na den oordeelsdag zullen ingaan. Een ander maal drukt het woord hel uit de plaats waar de veroordeelden met het wezen hunner ziel thans verkeeren in afwachting: hel

:

:

:

:

,,

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 472

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's