E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 8
Derde deel
;
10
ZOND.
kind
in
vroege jaren
zijn
XXVII. HOOFDSTUK.
Dan toch
sterven zal.
zeggen: „Die en die kinderen hebben den zijn;
met hen kan dus gewacht
Maar
dit is
7iiet
zoo.
I.
tijd;
zullen straks volwassen
zij
tot ze zich zelven
Ge weet noot
vooruit, en
nog kunnen v
zoiidt ge
kunnen uitspreken."
niemand weet
vooruit,
welk
kind vroeg zal wegsterven en welk kind groot zal worden. Over allen zweeft
adem
de
des doods, en
elk icind dat er geboren wordt,
bij
nimmer
heid onderstellen, dat het of uitkiezen kunt en blik
moogt ge dus
volwassen
tot
niet.
moet ge de mogelijk
leeftijd
Ge moet wel
al
uw
komen
uw
saamvatten, en van elk kind dat u geboren wordt of jong in
hebt ge uzelven te zeggen: „God kon
Dan zou
ik het zien
heengaan
in de
my
dit
zal.
'
huis leeft^
kindeke vroeg wegnemen.
hope dat God het gezaligd
moet dus aannemen, dat God reeds nu, reeds
Keuren
kinderen onder één
heeft. Ik
vooruit, op geheel verbor-
gene on voor mij onbegrijpelijke wijze in dat kind kan gewerkt hebben.
Het kon dus klein
zelfs zijn dat al
ook nog
ze
mijn lievelingen, die
hart ontvangen hebben." Alleen wie zoo als
God ze wegneemt,
zoo
geen
ze
saam
mijn schoot spelen, hoe
met
zijn
kinderen
leeft, is
hun
getroost
begrijpt vanzelf dat het zondo en schande zou zijn^
opvoeding kregen, en
Christelijke
in de zailge
om
reeds de eeuwige gifte der wedergeboorte in
zijn,
leeft
y
met zijn kinderkens
banden van het Genadeverbond.
Hieruit nu volgt iets zeer gewichtigs. Hij
in
die
de
de heerlijke Gereformeerde belijdenis niet verstaat, leeft voort
meening, alsof
zijn
met heidensche kinderen deren geen sprake kon
Maar toch
personen, tot
tijd
tijd
een
enkele
gelijk staan
zijn. Hij laat
onderwijzen.
en
al zijn
wijle,
van
kinderen die in
zoo
zijn huis opgroeien, eigenlijk*
en alsof er van genade
kinderen blijven in hij
bij
zijn kin-
ze dan wel ter catechisatie gaan en zijn schatting
doode
waant, God de Heere er op later
roept ten eeuwigen leven.
En
leef-
/
nu, als ge u zoo de
zaak voorstelt, dan natuurlijk ware de kinderdoop een klinkklare ongerijmdheid, en zou
niemand den
heiligen
Doop mogen ontvangen dan nadat
gebleken was van zijn bekeering. In elk ander geval toch, zou deze Doop zijn
oordeel
slechts
verzwaren.
volkomen gelyk, en er te weinig
is
maar dat
ze er te
woonte een kind van 18
Dan hebben de Wederdoopers vanouds te merken niet dat ze' veel doopen; want immers bij hen is het ge-
op de Doopsgezinden aan
a 19 jaar, dat tot belijdenis
komt
te
der dat er van hartgrondige bekeering voldingende bewijzen
hadden de oude Rhijnsburgers dan
gelijk, die slechts
Doop toedienden, van wier bekeering
tot
den overtuigd
te
doopen, zon-
zijn.
Veeleer
hun den
heiligen
den levenden God ze zich meen-
hebben. Het standpunt der oude Montanisten, en hoewel
niet zoo consequent op
den heihgen Doop toegepast, ook dat der Labadisten
althans naar het beginsel.
<
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's