E voto Dordraceno - pagina 383
ZONDAG hier heel
Gods
het geloofsartikel
en
beheerschen moet,
menschelijken persoon,
niet een
aannam,
HOOFDSTUK
XIV.
persoon
de
dat
in
die
maar natuur
371
II.
weten
te
onze
dat
de
menschelijke
was en
Zone natuur
eeuwig
bleef
en
waarachtig God. Niet,
dit
behoeft er wel niet bijgevoegd, alsof de Zone
aannam,
Gods
alleen
alsof nu in de plaats van wat bij ons onze Immanuel de Zone Gods kwam. Al zulke sufferij, alleen denkbaar als Apollinaris en zijn droomgenooten uitzonnen, zijn voor wie onze natuur met ons lichaam vereenzelvigt, dat is erger dan
ons
lichaam
inwendige mensch
is,
en
bij
verdierlijkt.
Wie daarentegen
weet, gelijk
natuur tweeledig bestaat,
uit ziel
elk
onzer weet, dat onze menschelijke
en lichaam, als orgaan voor ons ik
én met de zichtbare én met de onzichtbare wereld die
in
aanraking
te
om
komen,
kan dien droom niet mededroomen. Immers, hij weet, dat Jezus óf niet aannam, óf dat hij ze moest aannemen, naar lichaam en
onze natuur ziel,
zichtbaar en onzichtbaar beide.
Onderscheidt ge nu
bij
menschelijke natuur, naar
u zelven, dan vindt ge drieërlei. Vooreerst ziel
uw
en lichaam, die u met ieder ander mensch
gemeen is. Maar ten tweede ook iets bijzonders en eigenaardigs, dat u van anderen onderscheidt. Het sterkst spreekt dit in het gelaat, o, Zoo wonderbaar. Ge ziet tienduizend menschen op een hoop voor u staan. Allen hebben een menschelijk gezicht, met mond en neus, oogen en wenkbrauwen, voorhoofd en wangen. Dat is van de natuur. Maar toch is er iets, onderscheidt en iets onnoembaars, dat het eene gelaat van het andere waardoor het herkennen mogelijk wordt. En terwijl ge nu alzoo onderscheidt tusschen uw natuur, die ge met allen gemeen hebt, en uw eigenaardig bestaan, dat u van anderen onderscheidt, zijt ge u bovendien bewust een ik te zijn. Immers, ge zegt: Ik besta uit ziel en lichaam. Maar verder kunt ge nu ook niet vragen. Wat dat ik in u is, blijft een raadsel, dat nooit iemand u ontsluiten zal. Al wat de Heilige Schrift er u van zegt is, dat ge in uw menschelijke natuur geschapen wierdt naar den Beelde Gods.
Het gewone ziet
optreden,
een ik waarin
dat de menschelijke natuur haar personen is derhalve, met sterk individueele karakteronderscheidingen, en met iets
schuilt
van Gods Beeld.
in. Ons stamhoofd en verbondshoofd tevens, Adam, die in onze menschelijke natuur naar den Beelde Gods moest staan, viel, en in hem en door hem en na hem al wat staan moest als hij.
Doch zoolang
het zoo stond, viel alles en zonk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's