GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E voto Dordraceno - pagina 168

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E voto Dordraceno - pagina 168

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG

156

VIII.

HOOFDSTUK

II.

Met de Immanentie voor of

er

denkbaar

(d. i. inblijving, inwoning) bedoelt men dan, dat eenig schepsel, welk ook, geen oogenblik of geen atoom

in

is,

dat niet van ademtocht tot ademtocht daadwerkelijk door

hem inzijnde, en almogende kracht des Heeren gedragen, gehouden en tot leven bekwaamd wordt. Immanentie bedoelt alzoo dat alles in den Heere onzen God, waardoor Hij met zijn schepsel in gemeenschap staat. Onder de Transcendentie (d. i. dat God boven het schepsel verheven is) daarentegen verstaat men, dat God de Heere, juist om op zijn schepsel te kunnen werken, met zijn Wezen buiten zijn schepsel moet liggen, al is het ook dat Hij met zijn kracht in zijn schepsel zij en het van binnen de levende, stand

in

zijn spil en middelpunt draagt. Die twee staan dus tegen elkaar over en vullen elkaar aan. Ik mag niet volstaan met te belijden: „God de Heere is immanent, werkt in zijn creatuur en is in dit creatuur met zijn mogendheid", i.

in

d.

in

want dan loop

ik gevaar,

den Heere met

zijn

schepsel te vereenzel-

vigen, als hing Hij van zijn schepsel af.

Maar ook kan en mag

ik niet volstaan met te zeggen: „God de Heere zelfgenoegzaam en is als Schepper ver boven zijn schepsel verheven", want aan zulk een God heb ik niets, en dien trek ik slechts pro memorie uit.

bestaat op zich

Daarom

zelf, is

om voor die twee waken. Te zorgen, dat aan Gods Majesteit niet te kort worde gedaan, en te zorgen, dat Godes alomtegenwoordige almachtigheid niet

de kerk steeds de heilige roeping,

heeft

stukken tegelijk

te

worde weggecijferd

of vergeten.

En omdat nu de kerk zweeg, de

laffe

die ze was,

in

stee

van voor

God te roepen, daarom zijn nu de ketterijen weer over ons gekomen. Wat saam hoorde is gesplitst. De één is eenzijdig met Godes alomSions

tegenwoordige mogendheid gaan dwepen en daardoor Pantheïst geworden. De ander is aan het registreeren van een werkeloozen God gegaan en is Deïst geworden. En practisch slingert de gemeente nu tusschen deze beide ketterijen in. Nu eens dwepend in ijle verrukking met een vuur van vroomheid, dat niet door den Heiligen Geest is ontstoken, en dan weer bevriezend in koele dorheid, en doende alsof er geen God bestond. Terwijl genezing ook voor dit bittere en bedenkelijke kwaad alleen maar ligt in terugkeer tot de belijdenis van den Drieëenigen Verbondsgod. Van God den Vader en onze Schepping, dat is de doodsteek voor het Pantheïsme; want een schepping kent het Pantheïsme niet. Dan van God den Zoon en onze Verlossing; dat is de ontworteling van het Deïsme, want

voor een

Woord

dat vleesch wordt, heeft het Deïsme geen plaats.

En

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's

E voto Dordraceno - pagina 168

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's