E voto Dordraceno - pagina 158
ZONDAG
146
uit
HOOFDSTUK
VIII.
over de heilige Drievuldigheid weet
maar
begrijpt,
gaan,
God ontmoet
zijn
heeft, en
hij
het
nog ganschelijk
voor godvruchtig en godzalig wil door-
hem
Gods verborgen omgang
en die veel van
vele waren, niet
begrijpelijk
dan
bij
de zaak beredeneeren kan;
en
genoot,
die sappige
maar
die
klaagt
ziel
haar heerlijkheid nog over gemis!
al
Want
redeneeren, en waant dat
de dorre verstandsploeger, de geestelooze intellectualist! En vindt ge dan een innige ziel, voor wie de ontmoetingen
hij,
tegenover
tegelijk
nog nooit
die
niet kent, en die toch
den Heilige
te
I.
dit
„God
het:
is
dit
is
is
groot en wij
het eeuwige leven,
ze U, den Eenige, kennen.
Dat
niet
is
het,
rechtheid een oorspronkelijke kennisse
begrijpen
dat ze
God
dat aan
was
Hem
niet."
begrijpen,
Adam
in
geschonken,
Maar
maar dat
den staat der opdat
hij
zijn
maar „recht kennen" zou. En dit is de heerlijkheid, genade aan verkoren goddeloozen wordt gegeven, dat de Zoon hun den Vader openbaart, opdat ze God weer kennen zouden. Nu ten deele. En daarna eens zaliglijk en volkomenlijk, als we kennen zullen gelijk we ook gekend zijn. Van aangezichte tot aangezichte. In eeuwige,
God
die
niet begrijpen,
uit
nooit eindigende genieting.
Vandaar dan ook dat dat wij
Art. 9
van onze Confessie zoo
de belijdenisse der heilige Drieëenheid,
maar toch
de Heilige Schrifture,
deze drie Personen
in
eerst
kennen
uit
ja,
te
heerlijk betuigt,
weten komen
de werkingen die
uit
we van
ons gevoelen.
dit niet toegaf, of wel toegaf, maar poging na poging gewaagd, om ook de verborgenheid des Heeren Heeren te ontsluiten, en door allerlei geleerde uiteenzetting te verklaren voor ons menschelijk begrip. Zelfs is men hierin VOO ver gegaan, dat men van lieverlee een geheele Leer aangaande God
Omdat
echter de zondige
er niet naar deed,
is
mensch
er toen toch
gaan ontwikkelen, en dat er tot zelfs in Utrecht al een man, die met ons den Heere Jezus zulk een „Leer aangaande God" kracht er in dat belijdt, die nog oordeelt en niet voelt, hoe hierin niets schuilt dan rationalistisch bederf. ligt, Toegekomen aan de belijdenis van het Eeuwige Wezen behoort een kind van God daarom uiterst voorzichtig te wezen. En als hij van de uit
opiniën
allerlei
een hoogleeraar
is,
is
en dat nog
in onze dagen allerlei voorstellingen op dit stuk van de Duitsche Vermittelungstheologen zijn overhen verneemt, die door genomen, dan bedenke hij wel, dat deze Duitsche Vermittelungstheologen hierbij geheel in wijsgeerig spoor zijn geraakt, en bijna evenwijdig loopen
Ethische godgeleerden
met
allerlei
Bij
het
vondsten eener ongeloovige philosophie. er toch voor alles op aan, dat ge
Eeuwige Wezen komt het
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's