In de schaduwe des doods - pagina 189
meditatien voor de krankenkamer en bij het sterfbed
!
181 bidt Eome voor haar afgestorvenen. Daarom houdt het voor de dooden. En daarom doen de nabestaanden van den afgestorvene nog allerlei offeranden en goede werken, in stil vertrouwen dat die den afgestorvene ten goede komen, en zijn lijden
Daarom
missen
verzachten.
Doch hoe aandoenlijk
dit ook schijne, en welke nawerking der ook uit spreke, er ligt dan toch in, dat Eome zich haar dooden na den dood als in een toestand van lijden denkt, waaruit ze eerst van lieverlee kunnen verlost worden, terwijl wij, met onze ouden, belijden, dat wie zalig in zijn Heiland afsterft, eeuwige vreugde smaakt van den jongsten snik aan. En vraagt ge nu, wat het menschelijk hart meer toespreekt, om na
er
liefde
zijn
sterven
veel
aandoenlijke
liefde bij zijn lijk te ontwaren,
maar
vagevuur te zijn, of wel om terstond na zijn ontbinding met den Heere te wezen, dan draagt ook hier onze Gereformeerde belijdenis zeer stellig de kroon weg. Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven, van nu aan zelf
dan
ook
Hiermee keurd. Niet lijk
is
zelden
gewend,
in
een
echter
toch die
lang heeft
tegen
de
niet
men
alle
zich
eisohen
Gereformeerde praktijk goedgeaan der
een liefde
behandeling van het en der piƫteit geheel
indruischt.
Dan
laat men, zoodra de dood is ingetreden, al wat verder te doen aan vreemden over. Oudtijds waren dit dan nog de buren; maar thans meest gehuurde en betaalde personen. Bij deze mannen spreekt dan het hart niet; en zelfs het menschelijk gevoel is niet zelden, door het altoos afleggen en altoos kisten, afgestompt. Wat sterke drank is in sommige plaatsen bij dezen droeven arbeid dan ook regel. En dan, helaas, zijn de gevallen niet zoo zeldzaam, dat er met een lijk gespot, en het lijk op oneerbiedige wijs behandeld wordt. En dit nu mag niet. Dit is schending van den eerbied, dien men ook aan een lijk, omdat het een menschenlijk is, schuldig blijft. Hierin spreekt gemis aan ontzag voor den dood. Een ruwheid, die kwetst en ergert. Zelfs de gewoonte, om een lijk in een schuur of stal weg te zetten, en er niet meer naar om te zien, totdat het wordt uitgedragen, verraadt een gemis aan menschelijk medegevoel, dat we allerminst veris
ontschuldigen. Niets willen Gods kinderen weten van zekere lijkvereering. Een tentoonstelling van een lijk op een praalbed stuit hun tegen de borst. Bloemen en kransen hooren bij de wieg en bij het bruidskleed, maar nooit bij de doodsbaar. Dat gedurig aanraken en kussen van het lijk is een uiting van hartstocht, die bedwongen moet worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893
Abraham Kuyper Collection | 316 Pagina's