Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid - pagina 138
Deel een. Inleidend deel
Afd.
I3
gelijk
Bestie",
op
Cor.
1
qua homo
§ 63. CAXVIJN.
III.
tegenover Luther's krasse uitspraken aangaande „die
men
als
uit,
Hfst.
2.
1
de Rede noemde, Calvijn
hij
20 hoort
:
Commentaar
in zijn
„ Quid enim ratione
:
animantibus praecellit?" en
reliquis
hoort vragen:
verklaren
nobilius,
verband hiermee
in
Doctrinae liberales quantum honoris merentur, quae
,,
hominem ita expoliunt, ut reddant vere humanum? Praeterea quantos et quam eximios fructus pariunt ? " En dan wijst hij op de Staatskunst
de wetenschap, die
als
de belangrijkste keurt:
onder deze humanistische studiën
hij
Quis civilem prudentiam, qua res publicae,
,,
principatus et regna sustinentur, non
de reliquis taceam
hun paganistischen
trots het licht der
Openbaring minachtten,
om laatdunkend
en anderzijds op een streven van mystieke zijde, alle classieke studie
dit
standpunt
over
de
in
ijdele
hominis
neer te
En nu neemt
zien.
dat hij er niet aan denkt
,
<ro<pia
perspicacia
aut cultus ingenii
extollat? ut
op uitnemende humanistische geleerden,
gesteld. Hij stuitte eenerzijds
die in
summis laudibus
Het vraagstuk wierd door Calvijn dan ook zuiver
".
rov
xóirfAOu
literis
tegenover beide
Paulus' sterke uitspraak
,
toe te passen op de
usu
prudentia
aut
,
hij
op
et
,,
naturalis
cognitione
collecta
comparatus", maar wel
dit alles ten
eenen-
male ongenoegzaam keurt „ad percipiendam spiritualem sapientiam." In
dier
mundi
voege
veroordeelt
hij
sapientia sic gloriantur
prosternat
eorum superbia
„ exitialis
Christum
et
totam
salutis
,
qui in
doctrinam
hem
opgelost
quicquid est scientiae extra Christum, hic Paulus
humi
praecipuum
ut
en wordt tegelijk de moeilijkheid voor
despiciant". „ qui fiat ut
,
et quasi
,
pedibus conculcet
hoc mundo Dei donum",
in
t.
[id]
,
quod constat
w. de ratio.
Voor
ita
esse
Calvijn
namelijk bewegen beide scientiae zich op een eigen terrein, de „scientia extra Christum" heeft dit eigenaardige, dat ze „in mundi elementis subsidat, in coelum coelestis Christi "
zich
daarom
zich
inbeelden
dingen qui,
te
autem minime pertingat";
ons
juist
terwijl
de „scientia
de eeuwige dingen openbaart. Fel kant
Calvijn tegen de heidensche Philosophen, zoodra ze ,
uit
hun praemissen
kunnen opklimmen, en
tot hij
de kennisse der goddelijke
bespot „eorum supercilium,
proprio ingenio confisi, in coelum penetrare tentant". Zonder
hooger
licht
toch
is
de wijsgeer, die zich over de eeuwige dingen
een oordeel vermeet, „als een blinde die kleuren wil sorteeren", en
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 502 Pagina's
![Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid - pagina 138](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/encyclopedie-der-heilige-godgeleerdheid/1894/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 502 Pagina's