Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid - pagina 168
Deel een. Inleidend deel
,,
Afd.
IÓO
Hfst.
2.
FRANCISCUS iunius.
§ 68.
III.
sapientia dragen (p.48,49). Gelukkig
eenheid der Theologie te vinden
homine
locus de
dan in als
is
om
daarbij zijn greep,
de res divinae
in
de
zoodat ook de
,
Theologie geen andere beteekenis erlangt,
in zijn
van kennis van het schepsel Gods. Van God alleen wordt
die
de Theologie gehandeld, en van
Deum
het „ad
ordinatum
dualisme wordt ontweken
al
het andere slechts in zooverre
Eene bepaling, waardoor
est".
alle
minder gelukkig
(p. 49); terwijl hij niet
ook de pars formalis der dogmatiek, evenals haar pars ethica onder ,
dezelfde eenheid subsumeert, door onder de res divinae te verstaan niet alleen
het
waar God
divinum, maar ook de modus divinus en het
objecttim
finis divinus.
De
menschelijke factor treedt in deze Theologie eerst op eigen goddelijk bewustzijn deze sapientia ectypisch
uit zijn
mededeelt „cum creaturis /r# ipsarum modo'" Theologie
in
engeren zin
hebben we dus heid,
gelijk
,
is
nu
valt
Na den dood komt
uitgangspunt
omdat
ze
uit
een
in
theologia
waarvan de
uiteen (p. 63),
het erf der
God ons
,
Adamo, natura imperfectis
integra
perficere" (p. 6y).
natuur
buiten
,
et
coli
Toch
quam ex augeri altoos
zonde er
de
in zich
zelfs al
kan opnemen, maar
haec corrupta
fuit,
illa
de andere externa,
ligt,
Beide zijn dus niet alleen voor
Adam
principiis
met
communibus
dit verschil
op
.
obscuris et gratia
dat de menschelijke in staat is,
te
nemen
overkomt haar deze ze vervalscht.
,
oportebat,
op aangelegd en in zich
in
Theologiae naturalis in
fuit
ratiocinatione
archetypa sapientia Dei ectypisch
de gevallene natuur,
Deze onze
supernaturalis
maar waren het eveneens voor
den staat der rechtheid. „Haec conditio
et
zijner wijs-
in zijn tegen-
visio.
en
de
die beoefent,
kon heeten, omdat haar
eerste interna
toevloeit.
den zondaar noodzakelijk
de
naturalis
onze geschapene natuur
in
Kerk
voor ons menschelijk geslacht
woordigen bestaansvorm. theologia
Komende tot
(p. 55).
doen met die openbaring
uitsluitend te
die geschikt
men op
;
om
de
maar dat
sapientia, ze niet
„Postquam vero natura
quidem ipsa principia
in singulis
permanse-
communia, obscura, atque imperfecta; sed in sese corruptissima, inter se conturbatissima, tanquam rudera naturae nostrae, runt,
vitiositate nostra" (p. 68).
perfectionem fectionis
potest
quidem
est
„Itaque haec Theologia
perducere nee perducit
nihil
umquam;
omnino ad ac ne per-
perse ipsam capax, supevenientis a
gratia
1
'.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 502 Pagina's
![Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid - pagina 168](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/encyclopedie-der-heilige-godgeleerdheid/1894/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 502 Pagina's