GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit het Woord - pagina 220

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Woord - pagina 220

Stichtelijke bijbelstudiën. Tweede bundel.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

216 den, dat het vleesch van Jezus door nieuwe schepping in Maria's schoot ontstaan was. De lange doolweg, die in Jezus slechts een schijngestalte deed zien, zou hiermee nog eens te kwader uur betre-

den worden. „Hij werd

vleesch," wil zeggen, dat Hij dit werd wat wij waren geworden, dat Hij ons opzocht in de diepte, waarin wij waren weggezonken, dat Hij zich aansloot aan ons, gelijk we waren. Hij kwam om te zoeken wat verloren was. Daartoe moest Hij ons aangrijpen, met ons in aanraking komen, ons zoeken, opzoeken waar wij waren. Zoolang Hij boven ons zweefde, kon Hij ons niet vinden. Om het verlarene terug te brengen, moet men bereid zijn neer te dalen in de diepte waar het verlorene ligt. In wat diepte de mensch gezonken was, in wat versmading hij nederlag, toonde ons vorig artikel; hiermee is dus tevens aangeduid, wat Christus werd, toen het Woord vleesch is geworden. De mensch was vleesch geworden en daardoor beroofd van dien glans, ontdaan van dien luister, ontbloot van die heerlijkheid, waarmee hij eens blonk in het paradijs. Aan de macht der natuur was onderworpen, aan broosheid en smaad, aan krankheid en dood, hij aan graf en duivel ter prooi geworden. Dit alles als gfroly van de zonde, maar toch van de zonde zelve zeer scherp te onderscheiden. Oorzaak en gevolg zijn nooit één. De vleeschvvording van het Woord is dus een aannemen van onze menschelijke natuur, zooals ze door de zonde was geworden, terwijl Hij niettemin volkomen afgescheiden van de zonde bleef. Het gevolg nam Hij geheel op zich. Yan de oorzaak was in Hem niets. Zoo leert de Schrift het ons: „God heeft zijnen Zoon gezonden, zegt Paulus, in de gelijkheid des zondigen vleescJws." „Hij is den broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde." Gelijk kinderen die geboren worden, het vleesch en bloed van hunne ouders hebben, „zoo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden." De gelijkheid was zóó verblindend, dat de Joden tot den blindgeborene zeiden: „Wij weten dat deze mensch een zondaar is." „Dat Hij zonde voor ons gemaakt is," heeft hiermee niets te maken, maar wei, dat Hij „voor zooveel het vleesch aangaat" uit Israël is, uit Davids waarachtige nakomelingen. En hoe Hij dan was? „Als een wortel uit een dorre aarde Hij had geen gedaante noch heerlijkheid. Als wij Hem aanzagen, was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben!" Er kan dus geen sprake zijn, dat Christus' menschelijke natuur, voor zijn opstanding, aan Adams natuur in de schepping gelijk was. Die kon Hij uit ons niet aannemen, want die hadden we niet meer. Die was verloren en ondergegaan in het vleesch. Hij moest ons nemen gelijk we waren, en in den staat ingaan, dien wij over ons gebracht !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's

Uit het Woord - pagina 220

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's