Briefwisseling tusschen A. Kuyper en Charles Boissevain - pagina 28

:

.

.

. ,

24 de li.h. dr. Butgers c. .s. al dan niet de gequalien bevoegde autoriteit, om op H Januari 18cS6 in de kost&rij der Nieuwe Kerk binnen te gaan, er de bewakers door het class. bestuur gesteld, uit te venvijderen, de deur der kerkvoogdenkamer te doen openen, en bewakers hunnerzijds aan te

„Waren

ficeerde

stellen f'

Zie, ik heb mij om allerlei ^traatslijk dat van allen kant tegen mij is opgespet, nimmer l)ekreund, en de booze hartstocht waarmee het odium tlieologicum mij aanvocht en nog achtervolgt vindt zijn oordeel in de historie Maar aan uiü woord hecht ik waarde, omdat ik in u nobelen zin, warmte van gemoed, iets van den geest der oprechten kennen leerde. Aan de vrijheid van uw oordeel over mijn politiek bedrijf doet dit in niets te kort, maar van een misdrijf, waarop straf van opsluiting staat, moogt gij mij niet, op zwevende wijs publiekelijk beschuldigen, zonder den moed te toonen om uw l)eschuldiging in zoo concreten vorm te kleeden, dat gij voor uw woord aansprakelijk kunt worden gesteld, hetzij voor den rechter hetzij dan voor een eereraad. En het zou uwer onwaardig zijn, mij deze satisfactie te weigeren. Het duel keurt ge met mij onvoorwaardelijk af; maar schend dan ook de vaderlandsche eere-usantie niet, die, Gode zij lof, het persduel onder ons zelfs belette op te komen ,

,

vraagt ge mij nu ten slotte, op den man af, of ik in 1897, toch niet om wat liefs wenschte, dat de woeling van 1886 ware uitgebleven, dan schaam ik mij voor het Iliacos muros intra^ peccatur et extra niet en zou ik

En

thans,

,

van harte wenschen menig woord destijds niet, menig woord destijds anders te hebben gesproken. Maar voor de daad als daad (om nu al het gebeurde als in één enkele actie saam te vatten), sta ik ook thans nog met mijn volle mannelijke overtuiging. Dat die daad extensief mijn invloed brak l)egreep ik vooruit en ondervond ik Slim, in politieken zin, was die daad niet. liet was te voorzien wat misbruik er door sluwe politici van gemaakt zou worden. Maar dat mocht ik niet vragen. Ik had het voor mijn God te verantwoorden of ik voor mijn aandeel den toegang tot het H Avondmaal voor wie den Christus in zijn Godheid loochenden, al dan niet, ontsluiten mocht, en daarop zegt nog de inspraak van mijn con,

,

,

,

,

sciëntie

Dat nimmer!

.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen