Honig uit den rotssteen - pagina 186
m De
schittering
eerste
komt van omlaag, en wordt ontstoken
uit
en aangeblazen door de inbeeldingen eere, en afgebeeld in het fonkelen van metaal of keurgesteent. Een schittering bij gekunsteld licht, met een glans die straks verdooft en uitgaat. Het flikkeren van een schijnsel, zóó opvlammend, het der
vnur van
den
hartstocht,
zóó gebluscht. is ook nog een andere schittering, en die komt niet van maar van boven, van den Vader der lichten, uit de zalen der eeuwige glansen, ons toestralend uit de diepte van het heilig Ongeziene, dat boven den glans der zon uitgaat, en door geen eeuwigheid van eeuwen wordt verteerd. Wiene oog nu door de schittering van omlaag wordt geboeid, die ziet niets van die hoogere schittering. Voor dien bestaat dat licht van boven niet. Hij kan er niet door geboeid worden, want hij merkt
Maar
er
omlaag,
het niet eens op.
En omgekeerd, zoo er een goddelooze is, die gerechtvaardigd wordt, en die dan lust krijgt aan die edeler schittering, voor dien verbleekt en taant terstond dat eerst zoo schelle licht van die aardsche glansen. Hij wendt er zich van af. Ze zijn voor hem geen glansen meer. Wat eens bekorende schittering scheen, is rosse, donkere gloed voor hem geworden. En
let
er
nu wel
op,
hierin
is
meer dan beeldspraak;
hierin
is
werkelijkheid.
Christus in zijn heerlijkheid niet denken met een omlijnd gelaat; en als ge Hem u voorstelt, dan tnot^t ge u Hem wel voorstellen, als omstraald met een krans van zacht en heilig licht, schitterend in een glans van meer dan diamanten. En dat niet bij wijze van phantasie, neen, maar als uitstraling van zijn innerlijk wezen. Zijn heilige persoon naar buiten tredend. De geur der zalving om Hem heen. Zelfs van den middelaar des Ouden Verbonds, van Mozes, verklaart de Heilige Schrift ons, dat hij, afkomende van den berg, blonk aan en om zijn gelaat, zoodat het volk den aanblik van zijn aangezicht niet kon verdragen, en hij, om met het volk van aangezicht tot aangezicht te spreken, zijn gelaat bedekken moest. Van oudsher wende de kerk van C!hristus er ons daarom aan, om de heilige patriarchen en bloedgetuigen, de heilige apostelen en profeten steeds af te beelden met heilige )nnihus om het aangezicht. Die mannen, zoo wilden ze daardoor te kennen geven, waren de reinen van hart, die waren opgeklommen tot den berg van Gods heilighcden, en een afglans van den glaus des Eeuwigen op hun aangezicht hadden
Ge kunt u den
dof,
opgevangen, Teedere,
vrome,
godzalige
mannen en vrouwen,
die als lichten in
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 330 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 330 Pagina's