Zions roem en sterkte - pagina 208

;

ARTIKEL

200

XXVIII,

voorbeeld van David, 2 Sam. 9:1. Is er nog iemand, die overgebleven is van den huize Sauls dat ik weldadigheid aan hem doe, om Jonathans wil ? En Obadja, 1 Kon. 18 13, is mijnen heer niet aangezegd wat ik gedaan heb, als Izebel de profeten des Heeren doodde, dat ik van de profeten des Heeren honderd man heb verborgen, elke vijftig man in eene spelonk, en die met brood en water onderhouden heb; en de vermaning, Rom. 12: 13. Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Vraag. Wien gaat dit aan ? Antw. Dit raakt allen, als overheden, die bijzonder geroepen worden tot bevordering 1. van den welstand der Kerk, Jes. 49 23. En koningen zullen uwe voedsterheeren zijn, hunne vorstinnen uwe zoogvrouwen zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde, en zij zullen het stof uwer voeten lekken, 2 Kron. 24 16. Hij, (te weten Jojada) had goed gedaan, beide aan God, en aan zijn huis; 2. leeraren en opzieners der Kerk, die daartoe van den Heere in de Kerk gezonden worden, Jes. 62 6. ó Jeruzalem, Ik heb wachters op uw muren besteld, die gedurig al den dag, en al den nacht niet zullen zwijgen ó gij, die des Heeren doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen 3. alle leden der Kerk, de vrouw zoowel als den man, die het hunne moeten toebrengen tot welstand der Kerk, gelijk man en vrouw deden tot den bouw des tabernakels, Exod. 35 23—26. Sallums dochteren, tot verbetering van Jeruzalems muren, Neh. 3 12 en de vrouwen, van welke Paulus zegt, dat zij met hem gestreden hadden in het Evangelie, Pil. 4 3. ;

:

•

.

.

:

:

:

;

!

:

:

;

:

Vraag. Wat is dan verder dienstig, tot bevordering van de gemeenschap der heiligen ? Antw. Opdat dit te beter kan onderhouden worden, zoo is het ambt aller geloovigen, volgens het woord Gods, zich af te scheiden van degenen die niet van de Kerk zijn, 2 Cor. 6 14—17. Trekt niet een ander juk aan met de ongeloovigen. Want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid ? En wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis ? En wat samenstemming heeft Christus met Belial ? Of wat deel heeft de geloovige met den ongeloovige ? Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden ? Want gij zijt de tempel des levenden Gods gelijkerwijs God gezegd heeft; Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mij een volk zijn. Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. :

;

;

:

Vraag. Hoe dringt gij dit aan ? Antw. 1. Geen leden kunnen groeien tot een lichaam, die geenszins van eenerlei aard zijn zoo kan de gemeenschap van geloovigen met de ongeloovigen geenszins bestaan, 2 Cor. 6:14. Ingeval wij met zoo verscheiden slag van menschen te 2. zamen komen, loopen wij gevaar dat wij hun aard en zeden overnemen. Die met de melaatschen omgaat, wordt er door besmet. 3. Bijaldien wij in de gemeenschap der goddeloozen blijven, .

'

.

;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen