Antirevolutionaire Staatkunde - pagina 15
met nadere toelichting op Ons program. Eerste deel. De beginselen.
DE BRON VAN HET RECHT. besluit, er zich
wel
dege bewust van, dat
ter
een Hoogere macht, en dat
dus beschikte, wat
in
verwerpen was. Het
kennen en
te
vloeien
en
;
eisch
zijn
van
deze Hoogere macht was, die uitmaakte en
't
kwam
er alzoo
op aan, ten eerste
om
de bronnen
waaruit die hoogere kennis van het recht
om
ten andere
derde
ten
die
gieten,
;
kon
slechts orgaan
essentieelen zin, als recht te eeren of als onrecht te
te ontsluiten,
ons kon toevloeien
hij
uit die
gevonden
dit
was voor
bronnen het recht
recht
in
dien juisten
te
doen
vorm
te
het bepaalde volk en voor den bijzonderen
toestand, waarvoor het gelden zou. Dat dit te vinden recht ontleend wordt
aan een hoogere macht,
den aard der zaak en gaat door, ook
in
ligt
wordt het bestaan van een Hooger Wezen, volstrekten
zin
God
heilig
instantie
zinning
nederknielt,
anders
niet
Wie
geloochend.
kan
alle recht, in
de bron van het Recht
dan
boven gaand bestel van
te
bron van
en in aanbidding voor een
gelooft
zich
denken,
als
het
in
ter laatster
creatuurlijke
alle
hem
staat
denken
van
met
dan
in het creatuur.
derft,
Voor
dan boven het donkere gissen van den enkelen denker het
denken der menschheid bleek
niet anders stellen
ver-
Opperwezen. Wie
dit vrijmachtig
daarentegen de vreugde van zulk een alles doordringend geloof
kan de bron van het Recht
al
de
haar geschiedkundig verloop
in
menschheid het denken
ordinaire
nu
Vindt
rechtsgenialiteit.
dat hierdoor mogelijk wordt, in
het
;
en boven het
van wie begaafd
wetenschappelijk denken,
menschen natuur gegevens voor het
's
Recht, geeft de historie aan deze natuurlijke gegevens nadere bepaling,
en
slaagt
de
geheele
de
wijsbegeerte
er
levensverschijning,
een verband
te
deze nader bepaalde gegevens met
in,
en
met onze kennis daarvan,
zetten, dat het geheel
in zulk
den indruk maakt van een wel
ineensluitend samenstel, of hooger nog van een zuiver werkend organisme,
dan acht men hierin gevonden
te
hebben, wat gemis aan geloof teloor
deed gaan, d.w.z. een hoogere macht, die
uitwijst,
wat recht
en waaraan de regeerder van het volk het recht ontleent,
is,
met dwang en strafbedreiging aan zich
te
uit
God
afleidt,
en het andere het recht bij
uit
het volk
onderwerpen.
Principieel staan alzoo deze beide stelsels,
tegen elkander over; maar
of onrecht
om
waarvan het
eerste het recht
den mensch opbouwt, scherp
uitkomst wijken deze beide stelsels, schijn-
baar althans, minder ver van elkaar
af,
dan men verwachten zou.
Dit
vindt hierin zijn oorzaak, dat wie met geen andere gegevens zijn rechtsge-
bouw
optrekt,
dan die ontleend
zijn
aan
's
menschen
natuur,
's
menschen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1916
Abraham Kuyper Collection | 736 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1916
Abraham Kuyper Collection | 736 Pagina's