GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

En Jezus, dat wetende, zeide tot hen: Wat overlegt gij bij u zalven, gij kleingeloovigen, dat gij geene brooden medegenomen hebt> ? Matth. 16 : 8,

In de eerste periode na het opkomen der Reformatie legde men nog nadruk op het onderscheid tusschen A& gemeente, ^txiova^n als schare der geloovigen, en de saanir vatting van de geloovigen onder het Kerkverband, dat eerst door de Apostelen en later door de predikers en ouderlingen gevormd werd. Had men het oog op de geloovigen zonder meer, dan sprak n-• i ook destijds van de gemeente, bedo „ men daarentegen de schare der geloovigen onder het ambtelijk verband, dan gaf men de voorkeur aan de uitdrukking Vergadering. Als voorbeeld zij hiervoor genomen de uitgave van het Nieuwe Testament die naar den tekst van Niclaes Biestkens in 1562 het licht zag, en bedoeld was als zakbijbeltje. In het voorwoord van den uitgever staat toch: Nademaal, Christelijke lezer, dat men nu dagelijks bevindt, als dat die victorieuze waarheid des heiligen Evangeliums in vele plaatsen wordt uitge: reid, ja gezocht en bemind wordt, en dat er ook vele deugdzame vrome lieden worden gevonden, die in stede van ijdele en leugenachtige histories, liever een Nieuw Testament met zich overweg dragen, zoo hebben wij een zeer klein letterken doen maken, opdat degenen die lust en begeerte hebben om te lezen, zeer gevoegelijk ende lichtelijk een nieuw Testament met zich overweg moghen dragen.« Bij dit belangwekkciicl Nieuw Testamentje was ook een zeer kleine concordantie van bijbelsche onderwerpen gevoegd, en zulks in alphabetische orde. Onder de letter K. nu vindt men hier als eerste artikel een reeks teksten waarboven staat; Van de Christelijke Kerk of Gemeente Gods, een saamvoeging waaruit genoegzaam blijkt, dat reeds in 1562 het afwisselend gebruik van de uitdrukkir> gen Kerk en Gemeente begonnen was. Slaat men nu den tekst van dat Testamentje op b.v. bij Matth. XVI:16, waar de Statenoverzetting den Heere zeggen laat: en op deze Petra zal ik mijne gemeente bouwen*, dan vindt ge niet gemeente maar vergadering, Er staat toch: Ende ick zegge u, gij zijt Petrus ende op dezen Steen sal ik mijne Vergaderinghe stichten, ende de poorten der Helle zullenze niet overweldigen.? Evenzoo staat in 2 Cor. VIII : 18, 19 heel iets anders dan de Statenoverzetters ons gaven. Zij' toch schreven: En wij hebben ook met hem gezonden den broeder die lof heeft in het Evangelie door alle gemeenten, en dit niet alleen, maar hij is ook van de gemeenten verkoren met ons te reizen«; de oude editie van Biestkens daarentegen liet drukken: En wij hebben eenen broeder met hem gezonden, die den lof heeft in hét Evangelie door alle de vetgaderingem, Ook in 2 Cor. XI : 28 vindt men hetzelfde verschil. De Statenoverzetters toch lieten ook hier drukken: Behalve de dingen, die van buiten zijn, overvalt mij dagelijks de zorge voor al de gemeenten", terwijl de uitgave van Biestkens te lezen gaf: Zonder al 't gene dat uytwendig is, te weten mijn daghelicksche naerstigheyt, mijne sorge over alle vergaderingken. f. Slechts eenmaal bleef dit w; oord vergadering voor gemeente in de Statenoverzetting bewaard, namelijk in' Jacobus II : 2, waar in het Grieksch het woord Ecclesia staat, dat anders altijd door gemeente is overgezet, en waar toch de Statenoverzetters de oude vertaling bij behielden, die ook bij Biestkens voorkomt. »Zoo iemand in "OM^Z vergadering Vyfi2.xa.< Uit het Oude Testament, waar de uitdrukking Kakaal schier altoos door vergadering is overgezet, sloop deze ééne uitzondering in Jac. Il : 2 nog' binnen. In het Nieuwe Testament hebben de Statenoverzetters voor het overige het woord Ecclesia standvastig door gemeente vertaald, en zoowel de uitdrukking Kerk als die van vergadering gemeden.

Hierop nu moet te ernstiger de aandacht gevestigd worden, omdat de verhouding tusschen het kerkelijke en burgerlijke leven door onze vaderen zoo veelszins geheel anders werd opgevat dan door ons, iets wat zelfs in de uitvoerige Dogmatiek van den hoogleeraar Bernhard de Moor nog op zoo sterk sprekende wijze uitkomt. Na toch eerst in een-en-dertig paragraphen het beginsel van de Kerk als zoodanig in zijn 32e hoofddeel te hebben ter sprake gebracht, gaat De Moor nu in zijn 33e hoofdstuk over tot de Kerkregeering, en terwijl hij het leerstuk der Kerk als zoo. danig in 179 bladzijden heeft afgehgpdeld, besteedt hij nu aan de Regeering der Kerk niet minder dan 410 bladzijden, V9.n p. 180 tot 585. Deze schier ongelooflijke uitgebreidheid nu van zijn hoofdstuk over de Regeering der Kerk zou volstrekt onverklaarbaar zijn, indien hij ten deze niet anders bedoelde dan wat ook onder ons als de Regeering der Kerk geldt. Dit echter is geenszins het geval. Immers voor De Moor is ook in ons land de Kerk te verstaan als de kern - van het lichaam van geheel ons volkswezen, zoodat hetgeen wij Staatsbestuur en Maatschappelijke inrichting noemen, voor hem niets dan een aanhangsel zijn, dat bij de Kerk bijkomt, en die uit dien hoofde onder het hoofstuk van de Kerk te behandelen zijn. Niet alsof zijn boekdeel, mag men wel zeggen, over het Kerkbestuur hierover uitsluitend zou han-delen. Het kan toch niet aiiders, of ook de feilen die door Rome in het Kerkbestuur waren gebracht, moesten hier zelfs uitgeplozen worden, maar al wijdde hij hieraan zeven en twintig van zijn een en veertig paragraphen, die tot in blz. 471 voortloopen, toch liet hij op deze zeven en twintig paragraphen er nog twaalf afzonderlijke volgen, deels van politieken, deels van oeconomischen aard.

Wat op staatkundig terrein om Schriftelijke toelichting vroeg, noemde i Marck Regimen Comm.une of Gemeenschappelijk bestuur, waaronder hij dan verstond, dat het Kerkelijk bestuur uitsluitend van toepassing was op de gedoopten en op de belijders, terwijl daarentegen het Staatsbestuur gold voor alle inwoners van 'het land. Vooral destijds echter was het getal van deze ongedoopte inwoners niet dan uiterst gering. Er werd dan ook zoo goed als eeniglijk gedoeld op de Joden en op enkele vreemdelingen, die zich tijdelijk hier gevestigd hadden. Doch hoe betrekkelijk gering ook het aantal van deze niet-gedoopten was, hij achtte toch er bijzonder nadruk op te moeten leggen, dat het kerkelijk en politiek bestuur een gemeenschappelijk karakter droeg. Zoo echter, dat, ook al waren deze Joden hier niet woonachtig geweest, en al waren die enkele vreemdelingen hier niet gevonden, het staatkundig en staathuishoudelijke leven toch altoos in verband met de Regeering Gods over zijn Kerk te verstaan en te beoordeelen ware. Om zich van dei^ opvatting eene heldere voorstelling te maken, moet men teruggaan tot de gesteldheid der Kerken in de Middeneeuwen, zoowel wat het gebruik van het woord Kerk, als wat de uitdrukking Gemeente, in verband met de parochiale, bisschoppelijke en pauselijke regeling betrof Zoo vinden we in het Middel Nederlandsch Woordenboek van Dr. Verwijs en Dr. Verdam geheel een reeks van uitdrukkingen en zinsneden, die ons over het toenmalige gebruik en de beteekenis van het woord Kerk en zijn afleidingen helder inlichtten. De aanhalingen waarop deze beide heeren zich beroepen, geef ik in onze huidige taal omgezet, daar ze anders, als zijnde vaakverouderd, door niet alle lezers van de Heraut recht zouden verstaan worden. Eerst nu wat het woord Kerk aanbelangt, beduidde dit het geheele verschijnsel van de stichting en den opbouw van het Christelijk leven. Zoo leest men bij een toenmalig schrijver: > Het ware gewenscht dat »de Heilige Kerk zoo ware voorzien, dat Bisschop zouden zijn die mannen, bij wie de meeste deugden werden gevonden.!' Zóo ook: »Velen bekommeren er zich niet om, hoe het met de Heilige Kerk gaat«. Elders: »Ik wil voor u gaan ten heiligen grave, en een groote aflaat voor u verwerven, zoo daar tér plaatse als in alle kerken, verre en nabij." Da bis-' . schoppen worden genoemd: »Bisschóppen en heeren der Kerk." Dan weer: »Zijn ze in Kerken of kluizen, de kat ziet altijd naar deze muis." Half spottend: sWaar bij me ook ziet, gaat hij zijn spot met mij drijven, zij 't in de Kerk of daarbuiten." Of ook: ïHet sacrament van het heilig huwelijk volbrengen, zij 't in de Kerk of daarbuiten." Duidelijk blijkt hieruit, dat het woord Kerk destijds in gestadig en bestendig gebruik was, waar thans veeleer-van Gemeente zou gesproken worden. ,

Veel opmerkelijker is 't echter, in hoevele samenstellingen reeds in de Middeneeuwen het begrip niet alleen, maar ook het woord en de uitdrukking van Kerk in zwang was. Ga, om dit in te zien, de van Kerk afgeleide uitdrukkingen slechts na, die destijds reeds gangbaar waren. Zoo sprak men van Kerkfabriek, als de inrichting, waar allerlei voor het gebouw of voor den bouw van een Kerk in gereedheid werd gebracht. De uitdrukkingen Kerkegeld, Kerkegoet en Kerkloon, Kerkland waren in gemeen ge­ bruik, en zijn ten deele uit dit Mifildeleeuwsch gebruik nog in on, en tijd overgegaan) isn niet door de uit Irukkingen gemeentegeld, gemeentegoec , of gemeenteloon vervangen. Zelfs zou, A\ wilde men dit gewijzigde gebrujk invoeren, het tegenwoordig gebruik van het woord gemeente op burgerrechtelijk terrein dit verhinderen. In gebruik was evenzoo het thans versleten woord kérkelkijn, voor Kerkje., zoo b.v.in deze zinsnede : j> Soo bouwde en v/ijdde hij in een kérkelkijn, dat hij noemde de poorten des hemels.« Opmerkelijk is 't dat het woord Kerk ook in verband met de armenzorg gebezigd werd. Het woord hiervoor in gebruik was dan niet diaken, maar Kerkenarmenmeester. Evenzoo sprak men van Kerkendienaar, Kerkeknecht, en Koster. Op gelijke wijze kwamen in zwang de woorden Kerkenkamer, Kerkengoed, en met name het woord Kerkenrecht, waarvoor in de plaats nooit en nimmer van Gemeenterecht kon gesproken worden. Men verstond daaronder destijds echter niet: hetinde kerk geldende of haar beheerscllende recht. Dit toch droeg den vasten naam van kanoniek recht. Onder Kerkrecht daarentegen' verstond men, »datgene waarop de Kerk recht had, het recht dat men aan haar verschuldigd was, en naast deze destijds gangbare beteekenis, stond dan in de tweede plaats de zin, dat Kerkrecht beteekende de rechten die de Kerk aan de leeken verleent. Hierbij doelde men dan met name op het Sacrament dat de Kerk verplicht was aan de stervenden toe te dienen. Zoo leest men b.v.: > Zij kregen hun kerkrecht en stierven toen«. Veel in gebruik was ook de uitdrukking Kerkenspraak, waaronder men dan verstond de afkondiging bij of na de godsdienstoefening van hetgeen aan de. leden der Kerk moest worden bekend gemaakt, /'co las men in het Stadsrecht MUI Kampoit: v.DIi Is afgekondigd met Kerkensprake en geschreven voor de Kerkdeuren en bij het Raadhuis sNiet minder in gebruik was de uitdrukking: Kerkercoud voor wat wij zouden noemen Kerkschuldi.. Alle Kerkvoogden zullen de Kerkecoud inwinnen; »Evenzoo sprak men reeds destijds van Kerkvoogdij, even als van Kerkvoogd. »Item zoo zullen de Kerkvoogden rekening doen van hun ontvangsten en uitgaven tusschen Goeden-Vrijdag en Hemelvaartsdag.» Niet minder waren in gebruik de uitdrukkingen Kerkgang, Kerkgehod, Kerkgeld, Kerkgifte, Kerkgraf, Kerkheer en Kerkhof. Vrij zonderling sprak men ook van Kerkmare, waaronder dan verstaan werd een gerucht, dat onder de Kerkgangers liep, niet veel' verschillend van wat wij de Pers zouden noemen, een publieke macht die destijds nog niet bestond. Het publieke leven werd nog geheel door de Kerk beheerscht. Feitelijk stond de Kerk, wat haar uitwendige aangelegenheden betrof, onder de leiding van het bestuur van wat wij zouden noemen den Gemeenteraad. Destijds noemde men dit besturend college, althans in fle steden. Raden en Schepenen, en zoo stond in een der Stadsrechten : sitem zoo zullen die Raden en Schepenen alle jaar kiezen twee Kerkmeesters». Elders had die benoeming van de Kerkmeesters plaats door sden Schout met de zeven Schepenen en de Burgemeesters, die dan saS, m Kerkmeesters en armvoogden aanstelden». »Kerkmuur« was de naam, dien men gaf aan den muur die liep om de begraafplaats welke meest vlak bij elke Kerk werd gevonden. Evenzoo sprak men van een Kerktuin, van een Kerkvenster, een Kerkwerf, Zoo was het aantal samenstellingen met het woord Kerk in de Middeneeuwen schier een woordenreeks zonder eind, iets wat zich van zelf verklaarde uit de allesbeheerschendé beteekenis, die aan de Kerk en aan het Kerkelijk leven destij'ds toekwam. Het publieke dorpsleven of stadsleven was toentertijd nog op verre na niet tot die veelzijdige ontwikkeling gekomen, die het Kerkelijk leven schier op alle terrein en in alle richting bereikt had. Iets wat van zelf teweegbracht, dat de Os^erheid of ook het gewone burgerleven gedurig de hulp inriep van de publiciteit, die het Kerkelijk leven en het Kerkelijk samenstel aanbood, om de inwoners van de plaats op de hoogte te brengen van wat te gebeuren stond en van de verplichtingen waaronder zij verkeerden.

Nu levert intusschen dit aloud gebruik van het woord Kerk en zijn samenstellingen voor ons daarom minder bezwaar op, daar verreweg de meeste samenstellingen met het woord Kerk, uit dien'vroegeren tijd, op den tijd na de Reformatie zijn overgegaan. Kerk, Kerkhof, Kerkvoogd, Kerkmeester, Kerkgebouw, Kerkstraat, Kerkbediende en zooveel meer zijn altegader samenstellingen van het woord Kerk, die ons nog even gewoon zijn als aan het voorgeslacht uit de Middeleeuwen. Veel moeilijker komt daartegen het juiste inzicht in het woordgebruik te staan, zoo we van de Kerk overgaan op de Gemeente. Het woord Gemeente toch, in de beteekenis waarin wij het nu kennen als beduidende een stad of een dorp, was oudtijds onbekend, en vooral zoo we teruggaan op de Middeleeuwen, vinden we het woord Meente of Gemeente in zwang voor uitdrukkingen, waarvoor het bij ons niet meer kan gebruikt worden. Zoo schreef men »dat besloten was de beesten van voornoemden Pieter Adriaanzoon#z'«w de gemeente te halen«, blijkbaar doelende op - een stuk weiland, waar het vee op graasde. Berkting wijst er dan ook op, dat men het gezamenlijk gebrujk van een weiland aanduidde door het »meente«, miente en gemeente ie noemen. Voorts duidde men door het woord gemeente aan, volstrekt niet de gezamenlijke inwoners van een stad of dorp, maar uitsluitend de lager staande bevolking of den derden stand, zooals wij nog spreken van 't gemeen, of de gcè-gemeente. Ons spreken van 't ^^^«^é'» zonk zelfs nog dieper, en duidt op 't straatgemeen, dat nog niet gewoon is zich ordelijk en fatsoenlijk aante stellen. Een gemeene slenter of ook een gemeene meid behield dan ook steeds de beteekenis over van zeer laag staande personen, die men nauwelijks meetelde. Zoo schreef Hooft: »de Staten, Amtslieden, Wethouders, Schutterijen en de gemeenten van de steden en vlekken, zullen, zijner Doorluchtigheid trouw en gehoorzaamheid zweren»; een zeggen waaruit duidelijk blijkt, dat de gemeente doelde op" de zeer ordinaire, mindersoortige bevolking, altoos nog in samenhang met wat wij noemen het gemeene, het ordinaire. Steeds verstond men ander-gemeente aasnvankoüjk een groep personen. Zoo was »de gezworen gemeente» een college van gemeentelieden. Zoo schreef men: »Wie ter gemeente verkoren is.« Later kreeg Gemeente de beteekenis van den derden stand in 't algemeen. Vandaar de gewoonte om te spreken vqn »de schamele gemeente, < Het woord beteekende destijds vaak niet anders dan wat wij thans het gemeen noemen. De hooge dunk die allengs in de steden van de stedelijke bevolking ging heerschen, leidde er zoo allengs vanzelf toe, dat men de uitdrukking »gemeente» meer op de dorpen en in 't gemeen op het platteland ging toepassen. Ook in officieele stukken werd van dien tijd af van steden en gemeenten gesproken. Zoo schreef Hooft: > Zijne hoogheid zal in de gewesten, steden en gemeenten de' oude overeenkomsten handhaven.» In geheel anderen zin werd het woord gemeente weer opgevat, als men historisch van het Engelsche Parlement sprak. Zoo schreef Mevr. Bosboom Toussaint: »Hij hielp Karel I jaren lang regeeren zonder de hulp der Gemeenten», wat dan beteekenen moest »zonder hulp van de House of commons.» Schimmel volgde haar hierin na, en schreef evenzoo: »Het masker was nu voor goed ter zijde gelegd, wat de gemeenten wilden, (d.w.z. wat het Lager Huis wilde) ging Zijne Majesteit ten strengste te keer.»

Bij ons daarentegen is het woord gemeente voor het geordende volksdeel in stad of dorp eerst in 1798, als gevolg van de Fransche omwenteling, ingevoerd, en juist daarom kan en mag men aan het gebruik van het woord gemeente voor Kerk in onze Statenoverzetting nimmer een beteekenis hechten, alsof 't dus gebruikte wooi; d één was met wat thans staatsrechtelijk ten onzent gemeente heet. Gelijk we intusschen reeds opmerkten, heeft Koning Willem I, toen het Fransche bewind hier wegviel, er niet in berust, dat dit nieuwe woord gemeente, dat uit het Fransche Commune was overgenomen, in ons Staatsrecht zou worden opgenomen. In 1814 is daa^rom het oude gebruik hersield, en spra'k Artikel 90, evenals Artikel 94 van onze Grondwet, nogmaals als van ouds van Steden, Districten, Heerlijkheden, en Dorpen. En zoo nu bleef het tot op de Grondwetswijziging, die we aan Thorbecke danken, die het woord: gemeente weer als eenig geldende uitdrukking officieel vaststelde; een beteekenis van het woord gemeente die vooral door de Gemeentewet van 1851 vaster vorm erlangde, en sedei't dit jaar zulk een overwegenden invloed erlangde, dat thans bijna niet anders dan met den Franschen - .term van Commune, ook ten onzent van Gemeente gesproken wordt Zelfs 't woord stad verdween uit onze wetgeving schier geheel.

Gaat men nu van dit staatsrechtelijk gebruik terug op wat in het Oude Testament onder Israel gold, dan vervalt de plaatselijke beduidenis, die wij aan stad of dorp hechten, geheel, en is eeniglijk sprake van het geheele geloovige volk, dat, onder het heilig Priesterdom verkeerende, eerst in den Tabernakel, toen te Silo, en ten slotte in Jeruzalem op den heuvel Sion zijn publieke openbaring als volk vond. Als er zoo in onze Statenvertaling (zie Numeri 20 : 4) staat: Waarom toch hebt gij-de Gemeente des Heeren in deze woestijn gebracht? », dan is er van verre geen sprake van de inwoners van een enkele stad of een enkel dorp, maar wordt er gedoeld op het geheele volk zooals het uit Egygteland was uitgetogen, met geen andere indeeling dan die van de twaalf stammen. »Gemeente» heeft hier alzoo geen andere beteekenis dan van geheel het volk en doelt in niets op een indeeling van het gezamenlijke volk naar zijn woonplaatsen. Wel wordt de uitdrukking «gemeente Israels» ook op een bepfelde groep uit het volk toegepast, doch dan doelt dit op die deelen van het gezamenlijke volk, die voor de groote feesten naar den Tabernakel of naar den Tempel waren opgekomen. Ook hier is dus in geen enkel opzicht sprake v2Xi gemeente of van een plaatselijke indeeling, maar wordt eeniglijk gedoeld op het geheele volk, voorzoover het zich op de heilige plaats verzamelt. Is er, in Psalm 22 : 26 b.v, , sprake van seen groote gemeente», d^n doelt dit in 't minst niet op de gemeente in een grootere plaats of stad, maar eeniglijk op de groote opkomst van de Gemeente des Heeren in Tabernakel of Tempel. Psalm 35 : 18 geeft hiervan het duidelijk sprekende voorbeeld, waar staat: Zoo zal ik U loven in d^ groote gemeente onder machtig veel volken zal ik U prijzen, » iets wat eeniglijk doelt op de sterke opkomst van het volk bij een der groote heilige feesten te Jerusalen. Hier is van geen onderverdeeling sprake, doch wordt steeds op het geheele volk gedoeld, zoo als ook in Spreuken 21 : 16, waar 't heet; »Een mensch die van den weg des ver-x stands afdoolt, zal in A& gemeente der doodea rusten.» Terecht hebben dan ook de .Statenoverzetters in het Oude Testament, en een zeer enkel maal ook in 't Nieuwe, het woord gemeente niet gebezigd, doch in plaats hiervan gesproken van - nvergadering*., iets wat, gelijk we aangaven, ook in een aloude uitgave van het N. Testament door Biestkens, althans ten deele werd overgenomen. Onze Statenoverzetters daarentegen gaven aan 't bijna eensluidend en schier eenparig gebruik van het woord gemeente voorkeur, iets wat zij zeer zeker niet zouden gedaan hebben, indien het Thorbeckiaansch gebruik van het woord gemeente op Staatsrechtelijk gebied destijds reeds in zwang ware gewees^ Nimmer is er dan ook sprake van geweest om de Kerk te noemen een gemeentehuis, of den Kerkeraad een gemeentebestuur. Een gemeentelid'\s geen uitdrukking voor een Kerklid. Ons Kerkrecht gewaagt niet van een Gemeaptewet. Zelfs de uitdrukking Gemeentekas worat op kerkelijk gebied niet aangewend. Ongetwijfeld kunnen we, het woord Gemeente niet missen, doch als men het gebruiken wil, moet Gemeente steeds worden opgevat in den zin van een verzameling van zeker aantal geloovigen, die gezamenlijk onder een Godsdienstoefening zich bevinden, en daarvoor ter plaatse opkwamen. Nimmer echter had men Kerkelijk of in onze Statenoverzetting het woord Gemeente moeten bezigen voor de geordende groep - geloovigen, hetzij in een bepaalde plaats, hetzij in een geheel land, hetzij over de geheele \jvereld. Als zoodanig toch kunnen de geloovigen niet anders genomen worden dan in de door wet en regel beheerschte saamvoeging, en zoodra men niet de losse, op zichzelf staande geloovigen bedoelt, maar de geloovigen gelijk ze naar Kerkelijken eisch geregeerd worden door de Dienaren des Woords en de Ouderlingen, dan vormen ze een Kerk, zoo plaatselijk als algemeen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's