GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXIII.

Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door hem die ons liefgehad heeft. Rom. VIII; 13.

Al kan een uitvoerige uiteenzetting van den toenmaligen strijd der overtuigingen niet op onzen weg liggen, toch moet duidelijk worden toegelicht, welke positie Comrie in den strijd die destijds onze Kerken verdeelde, achtte te moeten innemen. Wat destijds de geloovigen verdeelde, uitte zich eenerzijds in het Antinomianisme en anderzijds in een zich vastklemmen aan de Wet. Men placht dit aan te duiden als de schrille tegenstelling tusschen de Vrije Genade en den Donder der wet. Sinds is de stemming der geesten in zoo zichtbare mate verbeterd en van excessen gezuiverd, dat de verschillen die destijds de geloovigen verdeelden, thans niet meer dan hoogst zelden zich nog merken laten. In Comrie's dagen daarentegen drongen juist deze geloofsverschillen steeds sterker naar voren, en wie Comrie's optreden verstaan wil, moet daarom aan die jammerlijke uitwassen van een anti-Evangelie, zeer bijzonder zijn aandacht wijden. Comrie was, voor wat dit geding aangaat, niet zeer gelukkig. In de periode die aan zijn optreden als Prediker in Woubrugge en de omliggende dorpen voorafging, had gelukkigerwijze onder de kloeke en hoogst ernstige leiding van den toenmaligen Leeraar nauwelijks verschil geheerscht. Natuurlijk mocht ook hier straks een deel der kerkleden voor bekeerd gelden, maar voor zoovoor het geloof zich duidelijk uitsprak, bewoog men zich s^am in gelijke richting en genoot in besliste eenparige belijdenis. In de tweede periode echter, toen Comrie als leeraar optrad, was in die eenparige belijdenis reeds ernstige breuke merkbaar geworden. Het Antinomianisme en Neonomianisme hadden, zij 't ook in beperkten kring, aanhang gewonnen en deze breuke in de eenheid had de geheele positie van Woubrugge, en zulks juist in de dagen van Comrie's optreden, op in het oog loopende wijze verzwakt. Ditbespeurde Comrie tersto nd na zijn optreden, Jen het is met 't oog op dit ernstig gedweep, dat hij zich aanstonds met volle beslistheid voor de Vrije genade uitsprak. In zijn Catechismus op blz. 48 en 49, liet hij zich over dit gewichtige punt in dezer voege uit: Laten de Herders en ook de Hoorders toch helder inzien, wat ze bedoelen moeten in alle hunne behandeling van zielen. Het is niet het voornaamste einde om terrificatie of verschrikkinge in de conscientie te veroorzaken, om de aarde in een hel te veranderen, en dan de menschen te laten liggen. Neen, slaan wij, het moet met een oogmerk zijn om te genezen, en wij moeten als Dienaren Christi, allerovervloedigst zijn om de Troost-leer voor te houden. Ik heb in den loop van mijn leven, en ook in mijn bediening, ondervonden, dat het prediken van de Vrije genade, van de heerlijkheid van den Persoon des Middelaars, van het aanbod van zaligheid, van de gewilligheid van Christus om te zaligen, en van de voorrechten van dezulken die in Hem zijn, het meeste te weeg brengt, om de harten onder liefelijke aandoeningen te brengen; en integendeel dat uit alle donderen der Wet niets anders als een Caïns berouw en een Judas' bekeering voorkomt, en dat de harten als tusschen twee schroeven worden gesteld, zoodat er niets van de Leer des Troostes in dezelve kan ingaan, noch eenige waarachtige zuchtingen kunnen uitgaan. Gods barmhartigheid in Christus doet het hart smelten, maar Gods rechtvaardigheid in de Wet doet het harte inkrimpen. Ik weet dat velen anders gevoelen; ik zegge maar het mijne. Mij geheugt dat er een Leeraar geweest is in een groote stad, die, op den stoel zijnde, na wat gepredikt te hebben, begon uit te roepen met een vehemente of hevige stemme en met handbewegingen, of hij zulks bij hem hadde, nu zal ik de vonken van de hel onder u werpen. Groot was de zielskillende en koud makende benauwdheid, maar daar was geen smeltinge van het harte. Sinai droogt de springbron van zulke tranen op, maar Zion doet ze ongeforceert en ongedwongen druipen; de Zonne der gerechtigheid ontdooit, maar Mozes is als de koude uit het noorden, die alles eonglacieert en consolideert of bevriest en verstijtt. Hoe hebt gij den geest ontvangen, vraagt Paulus in Galaten 111:2, uit de wet of uit de prediking des Geloofs} De wet is een luchtmeester tot Christus. Wij moeten daarop uit zijn, dat de Wet het hare krijgt, maar zorge dragen, zooveel mogelijk is, dat haar meesterlijk gezag niet te groot worde in de conscientie boven-en tegen den Heere zelf. Want hoe meer de Wet met haar vloek in de conscientie op den Troon wordt gezet, hoe meer wij Christus uit de ziele bannen, en het Koninkrijk van den Duivel met alle zijn helsche angsten, oprifchten en stabilieeren, want al zijn macht heeft hij in de Wet van het verbroken werkverbond, en nu is het de Wet onmogelijk, nadat de zonde in de Waereld gekomen is, het leven te geven. Zoodra die in de conscientie komt, komt ook de Duivel en de helle daarin. Luther zegt ergens in zijn Verklaring over de Galaten, dat de Wet in de conscientie erger is dan de Duivel, o. Mijne vrienden, dat God wijsheid mocht geven om van het beste en allerheiligste ding, naast God, geen misbruik te maken, en dat een ieder recht leeren mocht, niet alleen hoe de Wet en het Evangelie ondergeschikt zijn aan elkander, maar ook hoe ze tegen malkander strijden als vuur en water, licht en duisternis, hemel en hel; nadat de Wet door de zonde krachteloos is geworden, om het leven te geven. Wierd toch alles wat wij zeggen, wel opgemerkt, wij zouden nooit wettische beroeringen, op zich zelven aangemerkt, opgeven als zaligmakende werkingen, maar daar op uit zijn, om het Evangelie tot troost en bemoediging te openen, opdat het Geloove komende, de Tuchtmeester als Hagar en hare kinderen mocht buitengeworpen worden. Godt doe een ieder mijn rechte meeninge in deze, recht verstaan.«

Deze ernstige en diep ingrijpende verklaring van Comrie toont op 't duidelijkst, in 'velken stroeven zin destijds het machtige soteriologisch probleem zich had vastgezet. Comrie verbloemde dit allerminst, en merkte er aanstonds uit, in welke bedenkelijke dolingen de strijd in de gemeente destijds uitgleed. Nu leverde dit voor Comrie's eigen theologische positie geen de minste bedenking op. Voor hem toch toch deed zich geen oogenblik het gevaar op, dat hij zich tot het meê afglijden in deze zwenkingen zou laten verlokken, en steeds vond hij bij het grooter deel der geloovige Gemeente warmen steun, om het bederf dat in deze afdolingen dreigde, te weren. Gelijk in een vroeger artikel reeds werd aangegeven, had de oorspronkelijke opleving van het geloof juist in de Gemeente van Woubrugge van meet af een schoon-harmonieuze uitklinking op het geloofsorgel gegeven, en vermoedelijk had 't eerst de invloedrijke meesterknecht, die er later in slaagde, om vele nog ongeloovigen voor het geloof te winnen, de geestelijke verbrokkeling ingang doen vinden. De oorspronkelijke eerste geloovige prediker van Woubrugge had de gemeente in het rechte spoor geleid, maar het was deze later in de gemeente opgetreden meesterknecht, die het vaste spoor verliet, om de destijds elders opgekomen verdeeldheden ook naar Woubrugge over te brengen. Hierdoor was de geloofseenheid in de Gemeente te loor gegaan. Niet aanstonds. Gelijk we boven reeds opmerkten, nam het ze^lfs zes k zeven jaren eer de scheuring onder de geloovigen doorbrak. Maar eenmaal ingeslopen, kroop dit gif spoedig in de Gemeente door, en reeds toen Comrie het Predikambt aanvaardde, was de geloofseenheid in de aanvankelijk zoo geestelijk rijke gemeente voor een aanmerkelijk deel teloor geraakt.. Gelijk nu nog vaak gezien wordt, hoe in een geheel gemoderniseerde gemeente soms een enkele boer of ambachtsman, die sterk in het geloof staat, na ettelijke jaren éen aanhang wint, maar dan ook met dien aanhang een soort separate gemeente in zijn Kerk vormt, en dan niet zelden allerlei onbedoelde, maar toch bedenkelijke dwaling in zijn propaganda en prediking mengt, zoo ging 't ook destijds in Woubrugge toe. Die goed-meenende meesterknecht, die in. Woubrugge insloop, won ongetwijfeld na zekere periode niet weinigen voor zqn eigenaardige geloofsmeeningen, doch juist de eigenaardige leervormen, die liq van elders in de Gemeente inbracht, kweekten niet aanstonds, maar na zeker aantal jaren, zeer bedenkelijke verdeeldheid. Op die verdeeldheid aasden ook de Antinominianen en andere sectarische geesten uit nabijgelegen dorpen, en ook de boekhandel bood overvloedig aan wat splitsen en verdeelen kon.

Het ernstig gevaar dat in deze sectarische eenzijdigheden school, doorzag Comrie van meetaf, en het is op de afwending hiervan, dat hij aanstonds zijn welbewuste geestelijke kracht 'toespitste. Hij trad daartoe aanstonds in het spoor van zijn voorganger in de Gemeente, en aarzelde geen oogenblik om met moed en beslistheid tegen de nieuw ingeslopen dwalingen op te treden, en met volle beslistheid voor de Dordsche belijdenis in het krijt te treden. Een ernstige moeilijkheid, die zich hierbij voordeed, bestond alleen hierin, dat Comrie niet het normale theologische Academisch onderwijs zich ter leidster had verkozen, maar zich in zijn tweede studieperiode meer eenzijdig op de wijsgeerige ontwikkeling van zijn geloofsinzichten had toegelegd. Hij bewoog zich, als uitvloeisel van die afwijkende studie, haast zou men kunnen zeggen meer in wijsgeerige dan in Godgeleerde richting; en althans met de streng schoolsche opleiding, brak. hij. Dit ontging uiteraard aan de afdolende geesten ook in Woubrugge en omtrek niet. De spanning tusschen Comrie en de afgeweken subjectivisten verergerde er zelfs in niet geringe mate door. En zoo kwam al spoedig het altoos bedenkelijk resultaat uit, dat velen uit de Dordsch-Synodale groep, - die met ernste het subjectivisme der Antinomianen te keer gingen, toch evenmin, zich aan Comrie wilden aansluiten. Dank zij zijn wijsgeerige opleiding te Leiden, en tegelijk bezield door de ernstige zucht om de gedeeldheid zonder einde, die in Engeland was uitgebroken, te mijden, gaf hij zich almeer aan het ernstig voornemen over, om in klaren, eenvoudigen vorm de belijdenis der Do'rdsche vaderen zóó om te gieten, dat ze rechtstreeks een doordringenden invloed kon oefenen op de geloovigen, die hij om zich verzamelde, en die hij eenerzijds zocht te wapenen tegen de dolingen, die juist toen de Gemeente bedreigden, maar ook anderzijds om geheel het geloovige element opnieuw om de belijdenis der vaderen bijeen te brengen, mits dan met duidelijk; ^ openbaring van wat de juist destijds insluipende en heerschende dwalingen te keer kon gaan, en de aloude belijdenis der Vaderen gereeden ingang kon doen vinden. In het breede stuk, dat we in den aanvang van dit artikel uit Comrie's Catechismus overnamen, sprak zich dit opzet en bedoelen doorzichtig en klaar uit. Wat Comrie aanstonds aandorst, was, tweeërlei, of zelfs zoo men wil drieërlei strijd tegen de geesten dier dagen aan te binden. Ten eerste toch keerde hij zich zoo beslist als het ^slechts denkbaar was tegen het toen reeds van meer dan ééne zijde insluipend Liberalisme, dat in enkele mannen, gelijk ons bleek, reeds destijds in vrij ernstig loochenend karakter dorst uitkomen. In de tweede plaats nam hij van meetaf positie in tegenover de Antinomiaansche insluipselen dier dagen. En hieraan moet'dan, voor volledig, heid, nog worden toegevoegd, dat hij in afwijking zelfs van Voetius ten leste aan een vrijer vorm van betoog de voorkeur gaf, en het Scholasticisme door irieer wijsgeerige uiteenzetting verdrong.

Natuurlijk valt er niet aan te denken, om in een enkel nummer van ons weekblad dezen drieledigen strijd van Comrie tot in bijzonderheden weer te geven. In Pro, fessor Honig's dissertatie werd aan de uiteenzetting hiervan van blz.. 182 tot blz. 292 gewijd. Een zaakrijk en nauwkeurig betoog, waaraan dan nog 63 bladzijden met cursieve letter werden toegevoegd, om enkel dit eene punt uit Comrie's verleden meer van nabij toe te lichten. Al laten we derhalve de eerste 182 bladzijden van de historische toelichting en de 63 pagina's van zijn meer speciale gegevens geheel fusten, zoo zou toch van blz. 182 tot blz. 292 in ons opstel over te brengen zijn, om Comrie's nadere Godgeleerde ontwikkeling breedvoerig en in alle bijzonderheden toe te lichten; iets waaraan we uiteraard niet denken kunnen. Ook het teruggaan op het artikel in de Christian Review zou hier tot geen klaarheid brengen, omdatde nadere dogmatische ontwikkeling in Engeland vooral, maar ook ten deele zelfs in Schotland, een zoo afwijkend verloop had. We moeten ons daarom hier wel bepalen tot drie algemeene opmerkingen. De eerste is, dat Comrie in de hoofdzaak der Belijdenis geen oogenblik heeft geaarzeld zich aan de Synode van Dordrecht aan te sluiten, en zelfs in nog klaarder vorm dan onze vaderen de oorspronkelijke hoofdgedachte van onze geloofsbelijdenis en onze Vijf Artikelen, weer te geven. In de tweede plaats dient in het oog te worden gehouden, dat Comrie dit pleidooi breeder heeft uitgewerkt in zijn klare en nog meer concrete toepassing op den vorm, dien de geloofsgeschillen in zijn dagen hadden aangenomen. En ten derde dat bet voor Comrie een waagstuk was, om zich telkens op nieuw in den specialen strijd te wagen met de afwijkende richtingen, die om hem heen gierden. Hierbij toch verviel hij een enkel maal in uiteenzettingen en uitdrukkingen, die zich niet altijd aan alle critiek ontworstelen konden¹).

Natuurlijk zou Comrie's theologische worsteling minder stof tot tegenspraak en verwarring hebben opgeleverd, indien hij zich meer had kunnen beperken, en nauwer aan de vroegere opvattingen had kunnen aansluiten. Juist dit echter was voor Comrie niet wel doenlijk. Geheel zijn loopbaan in een zoo kleinen kring als Woubrugge bood, voleindende, was hij vanzelf gehouden om zich tot in de kleinste verschillen, die daar ter plaatse de geloofsopvatting bood, niet alleen te mengen, maar er zelfs met overwegend gezag in te laten hooren. Practisch bood de ministerieele verzorging van Woubrugge hem geen levensbezigheid, en bovendien lag het niet in zijn aard om zijn oordeel over wat hem omringde voor zich te houden. Zijn aard en zielsdrang leidde er hem veeleer van zelf toe, om zich omstandig en tot in de kleinste bijzonderheden met de geschillen van zijn gemeente, in te laten, en voor de gezonde, normale belijdenis en practijk op te komen. Ware nu die vroegere leidiqg van de Gemeente nagenoeg geheel in handen van den toenmaligen leeraar gebleven, zoo zou zich geen overwegende verdeeldheid hebben opgedrongen. Maar gelijk we zagen, had de geestelijk rijkontwikkelde meesterknecht hierin ten leste een algeheele wijziging gebracht. Niet aanstonds ging dit door. Zelfs blijft de indruk dat hiermee een kleine reeks van jaren verliep, eer de godsdienstige opvatting metterdaad in een groot deel van het dorp een keer begon te nemen. De rechtzinnige opvatting vverd van toen af in een aanmerkelijk deel van de Gemeente verzaakt, en de meesterknecht legde beslag op de geesten. Hiertoe kwam het reeds ettelijke jaren voor Comrie's aanvaarden van het ambt ter plaatse, maar het kon dan toch niet uitblijven, of Comrie moest bijna terstond na zijn optreden ter plaatse er de onaangename gevolgen van ondervinden. Almeer werd een sectarische afwijking van de aldus opgekomen groep merkbaar, en met het oog hierop begreep Comrie aanstonds zijn stellige roeping, om deze ongezonde afwijking met beslistheid en met geestelijke kracht tegen te gaan. Dien strijd bond Comrie dan ook zoo onmiddelijk als er zich de gelegenheid voor aanbood, aan, en gelijk wel niet anders kon, sloot zich deze polemiek niet op in de bestraffing van wie waren afgedoold, maar was ze een energieke poging, om het gevaar dat destijds in al soortgelijke afdwaling stak, te bezweren. Prof. Dr. Honig geeft in zijn dissertatie een zeldzaam volledig overzicht van Comrie's geschriften en opstellen; een reeks die u door haar rijkdom verrast en die u gedurig opnieuw klaarlijk toont, hoe 't Comrie volstrekt niet eeniglijk te doen was, om in Woubrugge de zoo bedenkelijke ketterij tegen te gaan, maar hoe hij zonder ophouden den drang in zich gevoelde, om de zuiverheid der Gereformeerde belijdenis en van het Gereformeerd Kerkelijk leven te beschutten tegen de vervÉflsching die juist in die dagen van alle zijden insloop. Niet zelden beeldt men zich nog in, dat in het midden der 18e eeuw de heerschappij der orthodoxe geestesrichting nog overal ongedeerd en ongekrenkt in onze Gereformeerde Kerken geëerbiedigd werd. Zoo aan iemand dan, was het echter aan Von Os, dat het averechtsche van deze ingebeelde voorstelling over Comrie onbetwistbaar zeker werd. Schier aan alle Academiën verliepen de Godgeleerde hoogleeraren zich steeds meer in bedenkelijke ketterijen. Comrie had dit zelf èn in Groningen èn in Leiden niet slechts nagespeurd, maar met klare oogen gezien. Ongeschonden belijdenis kende men in de theologische faculteiten bijna niet meer. Zelfs in Bernard de Moors' beroemde Dogmatiek, die van 1761 tot 1771 voor de uitgave, en alzoo tien volle jaren in beslag nam, en zich op 't voetspoor van è Marck bewoog, bewogen zich bedenkelijke zijstroomingen. Dit nu stuitte Comrie op geweldige wijze tegen de borst, en het is aan zijn verzet hiertegen te danken, dat hij zelf van mee^ af zoo beslist orthodoxe positie innam, dat hij zeer spoedig geheel de orthodoxe bevolking achter zich kreeg en achter zich hield. Sommige zijner werken verkregen allengs zeven ci acht drukken en worden nog steeds nieuw opgelegd zoodra ze uitverkocht zijn. Hieruit volgt nu uiteraard in 't minst niet, dat Comrie zich niet veel uitlatingen heeft laten ontglippen en tot voorstellingen heeft laten verleiden, die aan ernstige bedenking onderhevig blijken, - doch hierover viel men later niet. Wat het leven van Comrie bewoog en bezielde, was van meet af en bleef tot nu toe het onloochenbare feit, dat het in hoofdzaak Comrie was, die bezield was door den moed en de kracht in zijn geest bezat, om waar de Faculteiten en Classes en Provinciale Synodes steeds op losser voet gingen staan, voor de aloude belijdenis der vaderen op te komen. De hinder die zich hierbij voordeed, was en bleef nu echter, dat Comrie zijn Academische studiën niet in het aloude Dordsche Synodale spoor had geleid, maar met de faculteit der Philosofie, ten deele reeds te Gronuigen, maar vooral in de daarop volgende periode van zijn Academische studiën zich op een eenigszins ander standpunt had geplaatst. Eerst had men alzoo te rekenen met het gebrekkige van zijn opleiding in Schotland, toen met het verlangen van zijn vader om hem op 't kantoor zich in den geldhandel te zien verliezen, en toen in de derde plaats week hij af van de meeste theologische confraters door zijn meer philosophisch dan theologisch gestempelde studiën. Had hij zich hierbij nu bepaald tot de normale dogmatische, ontwikkeling zoo zou dit geetf overwegend bezwaar hebben opgeleverd, doch die zelfbeheersching was hem niet eigen Veeleer ging hij op alle theologische geschillen uit die dagen tot in de kleinste bijzonderheden in, en dit verleidde hem om in meer dan één theologisch stuk pleidooien te voeren die nu niemand meer boeien. De geloovigen in den lande werden hierdoor echter in het minst niet verleid, om Comrie te verketteren. Op velerlei zijpad zijn ze hem voorzeker niet gevolgd, doch waar 't aankwam op besliste keus tusschen de belijdenis der vaderen en de in zijn tijd in gang zijnde pogingen, om de belijdenis der vaderen te verzaken en het onderspit te doen delven, is Comrie nog steeds, ook voor ons, de be'.ielde getuigen, die de uitkomst van Dordrecht eeren bleef en nieuwe bezieling schonk.

¹) Professor Dr. Honig heeft achter de stellingen waarop hij promoveerde, nog een zaakrijke inhoudsopgave van zijn dissertatie toegevoegd, die allerminst van belang ontbloot is. Na een korte inleiding biedt die inhoudsopgave als eerste Hoofdstuk in negen paragraphen een uitstekend overzicht van zijn levensloop; en daarop volgt dan in Hoofdstuk II een overzicht van Comrie als Dogmaticus. Nu kunnen we het overzicht van het eerste hoofdstuk hier laten rusten. Ons eerste artikel, dat we in de Heraut over Comrie gaven, bood hiervoor voldoende stof. Anders daarentegen is 't met het tweede Hoofdstuk, onder den titel van Comrie als Dogmaticus. Dit dient voor de lezers in de Heraut ontleed. Het biedt zes paragraphen, J 1. als inleiding, % 2. Comrie's leer van de wedergeboorte, § 3 Comrie's leer van het gebed, § 4. Comrie's leer van de Rechtyaardigmaking, § 5. Comrie's eigenaardige opvatting van de Christologie en de Praedestinatie, en dan § 6. waarin 't slot de saamvatting geeft. In Hoofdstuk III volgt dan Comrie als Folemicus, en wel in deze drie paragraphen: % 1. Inleiding, % 2. In dagen va strijd, en § 3. Beslechting van den kamp. De drie laatste bladzijden 289—292 geven dan het Besluit. Aan dit studiewerk van 293 bladzijden zijn dan bovendien nog toegevoegd 63 bladzijden Bijlagen en wel no. 1. Schotsche bescheiden, no. 2 Brief van Holtius aan Comrie, no. 3. Naamlijst der Predikanten van jacobswoude, Esselijkerwoude en Woubrugge. No. 4. Extraeten uit de Acta van de Classe van Leiden en Neder Rhijnland, betreffende het geschil tusschen Prof. J. van den Honert eenerzijds en de Predikanten Holtius eti Comrie anderzijds. En ten vijfde: Vervolg van de lijst en het register van 't gene zoo voor, als van en tegen Ds. van der Os is uitgekomen. Deze summiere opgave zij volledigheidshalve aan deze studie toegevoegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 oktober 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 oktober 1920

De Heraut | 4 Pagina's