De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika 1880-2005 ([Deel 1]) - pagina 163
[Deel 1]
VOOGDIJSCHAP
voogdyschap over Zuid Afrikaansche theologische studenten, in dien zin, dat by de keuze der Universiteit aan Utrecht de voorkeur boven de v . u . zou worden gegeven. 178
De 'misverstanden in de kringen der v . u . ' waren volgens Middelberg 'een onjuiste voorstelling van de werkelykheid', die hij destemeer betreurde 'omdat ik van mening ben - en daarin sta ik niet alleen, ja ik waardeer het in een Luthersch hoogleeraar nog te meer dat hy daarin zoo ver met my mee kan gaan - dat juist de v. u. en in de geestelyke beweging die achter haar staat, de wezenlijke band tusschen Zuid Afrika en Nederland te vinden is. Hier kan en mag geen misverstand bestaan'. Daarom verzocht hij Idenburgs medewerking om aan die misverstanden een einde te maken en vroeg de namen van diens zegslieden. En persisteerde, toen Idenburg aanvankelijk reageerde met een geruststellend briefje, geen al te grote betekenis toe te kennen 'aan hetgeen ik Leo vertelde'. Want Middelberg wilde de ware bron van de 'gevoelens tegenover Prof. Pont's gestie geuit' leren kennen, die hij overigens 'buiten de kringen der v . u . ' zocht.179 Dus ging Idenburg op zoek naar de zegslieden. Eerst ging er een briefje naar de secretaris van directeuren, mr. G. H. A. Grosheide ('Met een enkel woord deelde ik aan mijn schoonzoon Middelberg mede dat prof. Pont Zuid-Afrikaansche studenten die naar geestesrichting aan de v . u . behooren, naar de Rijksuniversiteit in Utrecht zond'). Die had Idenburg immers het verhaal ingefluisterd, en meldde nu van zijn kant dat hij zijn kennis had ontleend aan zijn broer, de nieuwtestamenticus prof. dr. F. W. Grosheide. Die had het van zijn kant van 'een rapport in den Senaat van Prof. Waterink'. 180 En die, gevraagd om opgave van zijn bronnen, verwees naar 'de opdracht van de Senaat van 1931', welke volgens hem toen vooral gebaseerd was geweest op mondelinge gegevens, onder andere van 'een paar Afrikaansche studenten'. En naar 'eenige nieuwe [sindsdien voorgedaan] merkwaardigheden'. 181 Waterink en Middelberg ontmoetten elkaar op 15 februari 1934. Wat hun gesprek opleverde, is onbekend maar kennelijk vonden zij elkaar. Langzamerhand verbeterde de relatie tussen beide instanties. Ook de personele en institutionele samenwerking, zoals inzake de leerstoel van Besselaar en de bestuurlijke rol van A. A. van Schelven. Een jaar later was Middelberg tenminste vrijpostig genoeg om, gezien het be-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Historische Reeks | 455 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Historische Reeks | 455 Pagina's