GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 105

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 105

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

het paedologisch instituut op eigen benen

104

kwam en dat ook de Gemeente Amsterdam subsidie moest verlenen ten behoeve van kinderen die uit Amsterdam zelf afkomstig waren. De school moest echter wel aan criteria gaan voldoen. Zo dienden de klassen verkleind te worden tot twaalf. Intussen steeg het aantal leerlingen. In 1951 waren er 128, waarvan 56 extern. In 1954 was dat gestegen tot 180, waarvan 99 extern. De school telde toen naast het hoofd P. Eisses twaalf leerkrachten. Daarnaast was er een vakleerkracht, mevrouw M. C. Weijers, die volgens de methode Ceasar bewegingsonderwijs gaf. Bovendien was er een kleuterklas aan de school verbonden, die aanvankelijk geheel ongesubsidieerd was. Deze stond de eerste jaren onder leiding van de bevoegde onderwijzeres G. Visser. Een probleem van de klassenverkleining was dat er onvoldoende lokalen waren. De school, gevestigd op de tweede verdieping, nam al een maximum aan ruimten in. Er zat niets anders op, dan vanaf 1950 de zes lokalen dubbel te gebruiken. Voor externe en interne leerlingen kwamen aparte schooltijden. Interne leerlingen kregen onderwijs van 8.00 tot 10.15 en van 15.45 tot 17.45, externe leerlingen van 10.30 tot 15.30 met drie kwartier pauze voor de lunch. Dat betekende dat interne leerlingen een groot deel van de schooldag vrij waren. In die tijd was het ook een probleem goed personeel in de verzorgende sfeer te krijgen. Bovendien duurde het tot ongeveer 1958 voordat groepsleidsters een betere begeleiding en een actieve rol in de behandeling kregen. Leerlingen werden tussen de schooltijden dan ook niet goed opgevangen. Zij konden in het Vondelpark of in de stad rondzwerven. Het vinden van aanvullend onderdak voor de school vormde vanaf 1951 een terugkerend onderwerp in de bestuursvergaderingen. Het lukte echter niet hierin te slagen. In de onmiddellijke omgeving van het instituut was geen ruimte te vinden, die aan de eisen van het bestuur en de inspectie van het buitengewoon onderwijs voldeed. Uiteindelijk kwam er een oplossing voor het probleem, nadat het bestuur in 1957 van de Gemeente Amsterdam toestemming kreeg een gebouw te plaatsen op het terrein van het instituut. Dat moest echter wel ten koste gaan van de speelruimte. Het gebouw zou bestemd zijn voor de externe leerlingen. Vooruitlopend daarop is in december 1956 de aparte Christelijke blo Stichting Amsterdam opgericht, die het bestuur van de school voor externe leerlingen zou vormen. Pas in 1965 kwam het nieuwe gebouw gereed. Deze school kreeg, als eerbetoon aan Waterink, de naam Professor Waterinkschool. Interne pupillen bleven op

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 104 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 105

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's