GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 99

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 99

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

het paedologisch instituut op eigen benen

98

aanzienlijke taakverlichting voor psychologen toen in de tweede helft van de jaren vijftig de maatschappelijk werkster haar intrede deed in de persoon van de voormalige hoofdleidster mej. H. J. Kool die in 1959 werd opgevolgd door de dames B. J. Bouwman en A. C. de Geus. Zij hadden vooral tot taak het contact met het gezin te onderhouden. Bij nieuwe kinderen stelden zij een rapport op van het gezin en ook in de voorbereiding op het ontslag waren zij betrokken. Zij waren goedkoper dan een psycholoog, maar hadden wel het nadeel dat zij niet terzake kundig waren op het gebied van de psychologie. Vaak hadden gezinnen zowel contact met de behandelend psycholoog als met een maatschappelijk werkster. De laatste kon het advies van de psycholoog met de ouders nabespreken. Ze had soms zelfs een voordeel boven psychologen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Bram: ‘Bram komt uit een gezin waar de onderlinge verhoudingen bepaald niet goed genoemd kunnen worden. De ouders leven ook allerminst in harmonie met de maatschappij. De psycholoog die hen uitnodigt voor een gesprek op het instituut vertegenwoordigt voor hen veel meer de maatschappij dan de maatschappelijk werkster die hen thuis komt bezoeken. Haar lukt het om als min of meer neutrale tussenpersoon contact te krijgen met de ouders en om in hun afwijzende houding ten opzichte van het instituut (de plaatsing van Bram was niet vrijwillig) langzaam aan iets te veranderen.’ 19 Kinderen waren op grond van hun leeftijd, sekse en problematiek ingedeeld in leefgroepen van zo’n acht kinderen. De leiding daarvan was grotendeels in handen van vrouwen. Zij stonden onder supervisie van een hoofdleidster en twee assistent-hoofdleidsters. Lange tijd vormde de verzorging een verwaarloosd gegeven in de behandeling. In 1958 ging men dit werk echter gestructureerd aanpakken vanuit de overtuiging dat leidsters een belangrijk bijdrage konden leveren aan de behandeling van kinderen en het helder krijgen van de diagnose. De leefgroepen kregen meerdere vaste leidsters en er kwam wekelijks overleg van de hoofdleidsters, psychologen, leerkracht en andere betrokkenen. Men ging nu spreken over behandelingsplannen, al blijft onduidelijk in hoeverre zulke plannen niet meer in de hoofden van psychologen zaten dan op papier werden uitgewerkt. Uit de hierboven vermelde voorbeelden blijkt dat het werken met een kind niet stopte na het verlaten van het instituut. In het begin van de vijftiger jaren promootte Waterink het belang van de nazorg. Deze

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 98 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 99

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's