Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 11
Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)
inleiding
10
brachten. Daarom is een aantal oud-pupillen geïnterviewd. Verschillende auteurs werkten aan dit boek mee. Een van hen, Wouter Zijl, nam enkele jaren geleden het initiatief. De Vrije Universiteit zou immers in 2005 haar 125-jarig bestaan vieren. Aangezien het pi van meet af aan het visitekaartje van de vu vormde, mocht zijn geschiedenis in de bundels, die ter gelegenheid van het jubileum verschenen, niet ontbreken. Bovendien, bestond het pi in 2006 niet precies 75 jaar? Zijl wendde zich tot het Historisch Documentatiecentrum voor de Geschiedenis van het Nederlands Protestantisme (hdc) van de vu. Zijn directeur, de hoogleraar George Harinck, wist snel anderen te mobiliseren om gezamenlijk een boek te schrijven. Enkelen van hen – Hans Heiner, Roel Dijkema en Dirk Bakker – zijn insiders. Zij waren als wetenschappelijk onderzoeker of beleidsmaker aan het pi verbonden. Twee andere auteurs, Jacques Dane en Marjoke Rietveld-van Wingerden zijn historisch pedagogen met interesse en ervaring in het historisch onderzoek van de ‘speciale’ kanten van opvoeding en onderwijs. Daarnaast is Dane directeur van het Archief en Documentatiecentrum Nederlandse Psychologie (adnp). De auteurs hebben getracht vanuit hun eigen expertise de geschiedenis van het pi te beschrijven. Sommigen gaan de diepte in, anderen houden het bij hoofdlijnen. De samenwerking van de schrijvers leverde een rijk gevarieerde inhoud op. Het boek begint met een beschrijving van het begrip pedologie. Zo ouderwets als dit begrip nu in onze oren klinkt, zo modern was het aan het begin van de twintigste eeuw. Het stond indertijd model voor kinderstudies: de verdieping in het individuele kind door observeren en testen. Pedologie was een reactie op veelal wijsgerig getinte beschouwingen over ‘het kind’ die weinig ruimte lieten voor de bijzondere aspecten van het kind. Pedologen benadrukten daarom het belang van empirisch onderzoek. Dit kreeg een experimenteel karakter met een natuurwetenschappelijke inslag. Waterink trok daarom de biologe A. W. van Dijk aan als onderzoeker. Zij was bijvoorbeeld van belang voor het erfelijkheidsonderzoek op het pi. Waterinks interesse voor experimenteel natuurwetenschappelijk en biologisch onderzoek blijkt ook uit zijn verzameling organen op sterk water. Misschien had hij die ooit gekregen van de patholoog-anatoom Brummelkamp die voor het pi werkte. Zo wist een van de geïnterviewde oud-pupillen (Wim) zich nog te herinneren hoe bij de verhuizing van het laborato-
Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 10 2e proef
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006
Historische Reeks | 247 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006
Historische Reeks | 247 Pagina's