Achtste Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag - pagina 68

LXYI

gemaakt en gij hebt in uw hart gezegd: Ik ben het en niemand meer dan ik." Zij is niet de vrucht van de begeerte en het verlangen naar vereeniging met God, der verlustiging in Hem, maar de vrucht van den boom der kennisse des goeds en des kwaads, van geloof aan het woord des Satans; ,Ten dage als gij daarvan eet, zult gij als God wezen." Zij is de vrucht van haat en afkeer en kan daarom nooit het voorwerp van ware liefde zijn, wel vanneiging, lust, begeerte, hartstocht. Ware liefde tot de wetenschap kan alleen zijn liefde tot de ware wetenschap, tot de kennisse Gods uit zijne werken en zijn woord, w a n t , de liefde verblijdt zich in de waarheid" ^). De liefde verblijdt zich in de waarheid, want zij zelve is uit de waarheid en is verlangens naar de waarheid, immers naar den ,God der waarheid". ^). Waar dat nu zoo is, daar kan de liefde ook in de wetenschap niet gemist worden. Met de liefde is altijd overgave des harten verbonden, en deze overgave, die zonder liefde niet bestaat, eischt ook de wetenschap, niet alleen omdat zij inspanning en voortdurende werkzaamheid vordert, maar ook omdat zonder deze overgave geen ware kennis mogelijk is. Wij hebben niet Gods werk te consfcrueeren naar ons bestek, we hebben alleen met de opmerkzaamheid der liefde gade te slaan, wat God werkt en gewerkt heeft, en ons door Zijnen raad, geopenbaard in Zijne werken, te laten leiden. Niet onze wil, maar Gods wijsheid moet onze gids en leidsvrouw zijn. Het streven naar wetenschap, den mensch ingeplant, geeft zelve daarvan getuigenis. Wat zoeken wij door ons wetenschappelijk onderzoek ? Niets anders dan eene bedoeling, een redelijk beleid, den wil van een persoonlijk wezen zich openbarende in zijne werken. Dit is zóó waar, dat zij die juist dit doel, dezen wil, den persoonlijken God buiten de wetenschap willen sluiten, als onwillekeurig in hun denken en spreken het telkens en telkens wederom verraden, dat hun geest, hun denken in de voorwerpen van het wetenschappelijk vorschen zoekt de gedachten, den wil van een zelfbewust persoonlijk wezen. Het is wat de Heilige Geest door den apostel Paulus in zijne rede tot de Atheners getuigt, dat Gods raad daartoB de menschen wil leiden, dat „zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten" ^). The duke of Argyll *) en Hodge halen treffende voorbeelden aan uit Darvidn, waar deze bij de beschrijving van het wonderlijk organisme der orchideeën telkens en telkens weder uitdrukkingen gebruikt als

^

1) 1 Cor. 1 3 : 6. ") i>s. 3 1 : 6. Jezaja 65 : 16. 3) Handel. 17 : 27. ') E e e g r of Law, p a g . 38 vlg. Zie ook Hodge S y s t e m a t i c Theology I I Ï 697—698

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen