Jaarboek 1925 - pagina 35
P r o f . Dr. H e p p vervolgt : Dan verzoek ik Prof. Honig mijn eerste twee artikelen in „De Reformatie" nog eens onbevangen na te lezen, en als ik er dan nog mijn eerewoord op geef, dat dit alzoo is en hij aanvaardt het niet, dan blijve dit voor zijn verantwoordelijkheid. De V o o r z i t t e r zeide hierop, dat hij onder broeders een eere-wpord niet noodig achtte en dat het ja ja kon zijn, waarvoor Spr. hem dank zei. Dr. H e p p ging voort: Ik heb in de dagen van de tooneeluitvoering aan de alarmklok getrokken. Want ik zag het voor mijn oogen : er was gevaar. Ik mocht dat niet laten passeeren. Ik moest opkomen voor het Gereformeerd beginsel. Ik wilde verhoeden, zooveel in mijn vermogen was, dat wij verder zouden afglijden. Want dat gevaar is heusch niet denkibeeldig. Verschillende verschijnselen onder ons wijzen op verslapping. En nu heeft men gezegd : gij hebt te hard aan de alarmklok getrokken. Maar ik houd het voor beter zóó hard alarm te maken, dat desnoods de buren ervan wakker worden, dan dat ik zoo zacht zou trekken, dat de bewoners van het huis, waar de brand uitslaat, zouden blijven doorslapen. Heb ik misschien een te hard woord gesproken ? Men vergeve het mij. De apostel Jakobus zegt: indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man. Maar men bedenke ook, dat dit van allen geldt. Allen, die zicli in deze zaak hebben uitgesproken, zijn in woorden gestruikeld, anders zouden zij volmaakte menschen moeten zijn. Gaarne sluit ik mij aan bij het woord van den heer Schouten. Alleen zou ik de lijn willen doortrekken. Deze kwestie staat niet op zichzelf. Men moet haar in haar verband nemen. De diepste oorzaak ligt hier in de inzinking, waarin wij allen leven. Er kan tegenwoordig bij ons zooveel door. Wij leven lang zoo nauw niet meer. Wij moeten weer principieeler worden. En nu weet ik het ook wel: we leven in een anderen tijd, dan toen onze Vrije Universiteit werd opgericht. We hebben in de studie ons ook te werpen op het feitenmateriaal en dat te verwerken. Maar onze beginselen moeten toch boven alles uitschitteren. En dat geldt niet alleen voor de Universiteit, maar voor heel ons volk. Daarom veriblijdt het mij, dat Dr. Scheurer zijn motie eénigszins gewijizi.gd heeft. Voordat de Voorzitter zijn motie indiende, had ik er reeds één in de gedachte in denzelfden geest. Uit het woord van een enkelen beluisterde ik wantrouwen tegen de Universiteit. Dat mag niet. Alleen in een sfeer van vertrouwen kunnen we tot overeenstemming komen. Waar er een algemeene verslapping heerscht, wie zou daar den moed hebben een steen op te nemen en te werpen naar onze Vrije Universiteit ? Wij hebben den Heere te smeken tot op onze knieën toe, dat het oude goud onzer beginselen weer ga glanzen. De Heere onze God geve ons op dezen dag verblijdende uitkomst. P r o f . G e e s i n k, met luid applaus verwelkomd, zegt, dat het voorgevallene ook door hem betreurd wordt. Het moet nooit weer gebeuren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1925
Jaarboeken | 410 Pagina's