GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jaarboek 1926 - pagina 96

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jaarboek 1926 - pagina 96

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

104 over 'dien steun. Zij betreurde het, minderheid te zijn, omdat de Staatscommissie naar hare meening op deze wijze aan de haar door de Kroon opgelegde taak niet voldoende uitvoering had gegeven, wijzende X)p lietgeen Minister De Visser in zijn rede ter installatie van de Commissie beoogde en tevens naar de installatierede van den Voorzitter, den heer Golijn. De heer Golijn had gesproken over de breede opvatting van het Kabinet-Gort van der Linden, blijkend uit de op 8 Januarie 1914 door den toenmaligeni Minister-President uitgesproken rede ter installatie van de op Sylvesterdag 1913 ingestelde Staatscommmissie voor 'het Hooger Onderwijs. Reeds toen, aldus de heer Golijn, bezag die Staatsman 'het 'Onderwijs aan Universiteiten en Eo'Ogescholen vanuit hetzelfde algemeene gezichtspunt 'als de andere vertakkingen van OT.S onderwijs en alleen de tooh reeds zoo groote omvang 'der taak van de toenmalige Staatscommissie noopte 'hem er toe te zeggen, dat de regeling van 'de belangen van het 'Onderwijs aan Universiteiten of Hoogesoholen beter tot later bewaard kon blijven. De heer Golijn zei toen ten slotte: Dat latere tijdstip is nu aangebroken. Daarop baseerde de minderheid ook hare meening, dat een gemotiveerde uitspraak over de subsidieering nu verwacht werd. Zij achtte het de plicht van den Staat om, zoo'dra de finantiën zulks eenigszins mogelyk maakten, 'door het verleenen van geldelijken steun de gelegenheid te bieden aan het bijzonder universitair onderwijs orh zich naar zijn aard beter te ontwikkelen dan op dit oogenblik het geval is. Als voornaamste argument wees zij- op de onbillijkheid om ongeveer 40 pGt. der bevolking ten volle te laten bijdragen tot het openbaar hooger onderwijs en dit deel tevens alleen de kosten van de bijzondere Universiteit te laten dragen. De belastingen, waaruit de kosten van het openbaar Hooger Onderwijs worden bestreden, hebben thans zulk een hoogte bereikt, dat het voor velen niet mogelijk is, finantiëele bijdragen te schenken of te bestendigen ten bate van 'het bijzonder universitair onderwijs. De principieële standpunten izijin in par. 19 van het rapport onder het hoofd „algemeene beschouwingen omtrent het karakter van het bijzonder universitair hooger onderwijs", uiteengezet. Het is niet moeilijk, in deze beschouwingen de verschillende richtingen te onderkennen en in onzen kring, waar men zoo'wel het vóór als het tegen weet, acht ik mij van 'de taak ontslagen, het hier opgenoemde in den breede te citeeren. Zij, 'die hooge verwachtingen gekoesterd hebben van de resultaten dezer Staatscommissie, zijn teleurgesteld geworden. Al verwachtte niemand, gedachtig ook aan 'het woord van den heer Golijn op de Jaarvergadering te Leeuwarden, 'Op 'dit oogenblik reeds, dat men voor subsidie mou 'pleiten, onder 'de voorstanders van 'de V. U. waren er toch zeker niet weinigen, die hoopten, dat men op grond van de door de minderheid in de oommissie bepleite redenen zich zou uitspreken, dat het de plicht van de Regeering was, zoodra de toestand van 's Lands finantiën zich daartegen niet meer zou verzetten, over te

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

Jaarboeken | 457 Pagina's

Jaarboek 1926 - pagina 96

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

Jaarboeken | 457 Pagina's