Jaarboek 1927 - pagina 108

114 terzake alleen verkregen aou kimnens worden door verleening of weigering der bij art. 72 der H.O.-wet voorgeschreven Koninklijke goedkeuring op de besluiten van d'en Gemeenteraad betreffende de inriohting der Gemieenite-universiteit, mioet de Commissie zich 'ertoe bepalen dit punt naar voren te brengen zonder in staat te zijn met zekerheid uit te maken, of hier een wetswijziginig noodzakelijk zal blijken. Dit intusschen staat wel vast, dat de Amsteirdamsohe verordening, die thans een vrijwel analoge regeling geeft voor de Amsterdamsohe Universiteit als de H.O.-wet voor de Rijksuniversiteiten, gewijzigd zal moeten wiorden, hetzij dan 'al of niet na voorafgaande wijziging der H.O.-wet. De belangrijifcste bepaling met betrekking tot de bijzondere hoO'gleeraren zijn de artt. 18 en 38 der Verordening, luidende: „Door iden gemeenteraad! kunmen, op voorstel van curatoren der universiteit, den senaat gehoord, en met koninklijke toestemming, instellingen, istichtingen of rechtspersoonlijkheid bezitteade vereenigingen worden toegelaten tot he't vestigen van een of meer leerstoelen bij een bepaaldte faculteit in bepaailde leervakken. Deze toelating kan op dezelfde wijze te allen tijde worden ingetroikken". „Den hoogleeraren aan de in het derde lid vam artikel 17 genoemde instellingen en anderen kerkelijken hoogleeraren, benevens den hoogleeraren, die bijzondeire leerstoelen bezetten, kan door curatoren op voorstel van den «enaat, toegang tot en raadgevende stem in de vergaderingen van den senaat worden verleend. Zij hebben bij plechtigheden rang en zitting in de faculteit, waarbij zij zijn aangesteld en de volgens 'artikel 17 ingestelde kerkelijke hoogleeirareni bij; die der godgeleerdheid. „Hun kan door de betrokken faculteit toegang tot en raadgevende stem in die faculteit worden verleend. Ten opzichte van examens en prom'oties 'hebben zij de rechten hun door de wet op het Hooger Onderwijis en het Academisch Statuut toegekend". In tegenstelling tot art. 179, eerste lid der H.O.-wet kent art. 38 der Verordening niet het medegebruik, „voor zooveel de plaatsruimte en de beschikbare hulpmiddelen dit gedoogen van de oollegezalen, inrichtingen, verzamelingen en hulpmiddelen voor het onderwijs." Dit is echter, geen 'bezwaar, daar bij den opzet van dit plan de hoogleeraren der V. U. tooh zooveel mogelijk van eigen oollegezalen, inrichtingen etc. zouden gebruik maken. lm 'dit artikel zou eóhter het recht om in den senaat zitting te nemen moeten worden geregeld. De raadgevende stem zou desnoods kunnen blijven. Evenzoo zou het recht om in de faculteit zitting te nemen, moeten worden erkend, en hier met beslissende stem in de gevallen, waarin juisit de bijzondere leerstoel betrokken is. Verder zou het recht om examen af te nemen en om over den uitslag

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen