Jaarboek 1927 - pagina 118

wisfctmdige vakken. Waarom werden anders zoovele Christelijke Hoogere Burgerscholen en Lycea opgericht? Het Onderwijsverslag van 1924 telt reedis twee en twintig Christelijke hoogere burgerscholen en lycea in ons vaderland. Wel een bewijs, ihoezeer ons volk, ons Christenvolk, voelt voor de beoefening dér besproken vakken in een Ghristelijken geest. En al zijn niet allen, die deze scholen opriahtten van Gereformeerde confessie, we meenen toch zeker niet te overdrijven, wanneer we zeggen, dat minstens de helft dergenen, die als bestuurders of ouders zijn betrokken bij deze inrichtingen, de beginselen onzer Universiteit zijn toegedaam. Maar is het nu niet volkomen vanzelfsprekend, wanneer we dan zeggen, dat het oprichten en hebben van dergelijke scholen coaisequenties meebrengt voor hen, die om Christelijk middelbaar onderwijs eens vroegen? Deze conseqrientie immers, dat men deze inrichtingen blijvend mogeiyk maakt, door jonge menschen in staat te stellen aan onze Vrije Universiteit overeenikomstig den eisch van ons beginsel de vraagstukken, die hen bezig 'houden, te zien toegelicht, opdat ze straks op hun beurt weer leeraar of leerares kunnen worden aan die inrichtingen, die spontaan uit ons volksleven opkwamen. En niet alleen onze 'hoogere 'burgerscholen en onze lycea met hun H.B.S.-afdeeling hebben behoefte aan 'hen, die de natuurkundige vraagstukken leerden zien in het licht der beginselen, ook de gymnasiumafdeelingen van onze Christelijke lycea en onze zeven Christelijke gymnasia zelve 'hebben deze leeraren nobdig. We kunnen alzoo gevoegeiyk zeggen, dat ons volk een wis- en natuurkundige faculteit niet kan ontbeeren. Daarbij komt, dat de gevaren voor onze jonge menschen, gevaren van afwijking en twijfel, vóór alles liggen op het erf, dat de natuurwetenschap toekomt. En wie geloof heeft aan de kracht van het Gereformeerd beginsel kan niet anders dan (wensiohen, dat en dan werken, opdat al meer 'het liaht 'der (beginselen over de vragen, 'die zoo velen bezig houden, opga. Nu komt er evenwel een vraag, die zeker moet worden beantwoord. En dat is deze: zal ons Gereformeerde volk op den duur in 'staat zijn jaarlijks, zeg, om 'de som niet te laag te nemen (zie daarover het „rapport" over deze kwestie, ook in dit jaarboek opgenomen) zeventig duizend gulden 'op te brengen? Zeventig 'duizend gulden is een heele som, len de sdhatting is hier nu ook, we herhalen 'dat, zeker te hoog genomen. Duidelijk'is een en ander verder in het „rapport" uiteengezet. Maar goed, kan ons Gereformeerd belijdend volk zeventig duizend gulden, elk jaar weer, opbrengen? En dan is ons antwoord, als er liefde, als er maar een weinig liefde is, zéér zeker! En we willen pogen, dat te bewijzen. Wat deed ons volt in dagen van liefde? Voor 'ons lager onderwijs werden sommen opigébradht, die vele en vele malen grooter waren, dan

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen