GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1950 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 197

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOF EN WETENSCHAP BIJ LYSENKO

169

verschillende phasen. En hierdoor heeft Krenke's werk een zeker belang voor de practijk gekregen. Zo kon hij, zoals Ashby (1947) beschrijft, aan de bladvorm van de suikerbietplant het suikergehalte in de biet aflezen, daar tussen beide eigenschappen een duidelijke correlatie bleek te bestaan. Uitgaande van zijn theoretische dialectische beschouwingen meende Krenke verder aan de lengte van de bladsteel, de grootte van de hoek tussen blad en steel en aan de grootte van het blad te kunnen zien, welke suikerbiet het eerst volgroeid zou zijn; zo ook op andere gronden welke moerbeien het minst gevoelig voor zijderupsen en welk vlas het eerst rijp zou zijn of welk geslacht een nog onvolgroeide hennepplant later zou krijgen. In vele van dergelijke gevallen schijnt hij inderdaad succes gehad te hebben. Men zou kunnen opmerken, dat Krenke zijn theoretisch-dialectische beschouwingen, die hij aan zijn publicaties vooraf laat gaan, vermoedelijk pas achteraf heeft bedacht. Ashby antwoordt hier echter op: ,,This may be true; but after many conversations with Krenke's colleagues I am inclined to think otherwise, namely that Krenke did begin by making assumptions based on dialectics, and then designed experiments to test these assumptions". (105). Krenke's werk is vanuit Westers standpunt op alle practische punten begrijpelijk en aanvaardbaar. Anders is het met een serie experimenten, die door Lysenko is uitgevoerd betreffende het enten van planten op elkander. Wanneer hij bijvoorbeeld op de wijze van Michurin (de z.g. „mentor"methode) een plant, die ronde gele tomaten levert, op een onderstam entte die peervormige rode tomaten voortbrengt, dan nam hij waar dat de entloot en het zaad daarvan na uitzaaiing ook peervormige en rode tomaten voortbrachten. Dit zou dus betekenen, dat de onderstam een invloed op de erfelijke eigenschappen van de loot heeft uitgeoefend, vermoedelijk zelfs dat de onderstam erfelijkheidssubstantie naar de loot heeft getransporteerd. Iets wat, zoals wij straks zullen zien, op grond van de moderne genetica uitgesloten geacht moet worden. Ook bij deze experimenten is weer met te weinig, zeer heterogeen, materiaal gewerkt, dat bovendien duidelijk de sporen van virus-ziekten droeg. Dergelijke experimenten zijn in Rusland veel gedaan en volgens de publicaties hadden allen dezelfde of overeenkomstige resultaten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 228 Pagina's

1950 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 197

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 228 Pagina's