1950 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 111

CONFERENTIE BIRKHOVEN 14 EN 15 APRIL 1950. De conferentie op Birkhoven, gehouden onder minder gunstige weersomstandigheden, heeft, ofschoon niet groot in aantal deelnemers (plm. 31) en iets te kort van duur, gezien de menigvuldigheid der onderwerpen, ten volle aan haar doel beantwoord. Zoals door de voorzitter in zijn openingswoord werd opgemerkt, staat op de achtergrond der probleemstelling over de ouderdom der aarde, de grotere vraag naar de verhouding tussen geloof en natuur-wetenschappelijk denken, tussen theologie en natuurphilosophie. Het was echter niet de bedoeling de "achtergronds"-vragen in de referaten te behandelen. De referenten waren uitgenodigd, in beknopte vorm de onderzoekmethoden op hun terrein weer te geven, vakcritisch te bezien, om zo mogelijk tot een vaststaande conclusie te komen over de ouderdom der aardkorst. Dit kwam duidelijk in de referaten naar voren ; al weten wij maar weinig van de eerste schemering der tijden, toch moeten wij aannemen, dat de ouderdom der aarde veel meer is dan enige duizenden jaren en komt te liggen in de omgeving van 2-3 milliard jaren, dit vooral op grond van de radio-actieve bepalingen. Ook in de discussie bleek de communis opinio, die op dit punt bestond. De vragen gingen niet uitputtend critisch in op de aangewende onderzoekmethoden, stilzwijgend aanvaardde men datgene, waartoe men langs natuur-wetenschappelijke weg gekomen was. Het slotwoord van Prof. Sizoo klonk dan ook als een cri de coeur, toen hij zeide, zich moeilijk voor te kunnen stellen, dat iets, door eerlijk en nauwkeurig wetenschappelijk onderzoek verkregen, niet waar zou zijn. Wat niet voldoende in discussie kwam (en dit ruimschoots waard geweest zou zijn) was het actualiteitsbeginsel van Lyell, de Achilleshiel van de natuurwetenschappelijke opvatting. Het standpunt dergenen, die 't actualiteitsprincipe een vanzelfsprekend geologisch uitgangspunt noemden, werd door ref. drs v. d. Fliert overgenomen ; ook hij meende dit principe te moeten aanvaarden, hoewel hij er gaarne een theologischphilosophische basis voor had. Alleen dan, wanneer zich feiten in strijd met Lyell's hypothese voordoen, moeten wij deze loslaten, maar tot dusver heeft Lyell's opvatting de natuur-wetenschappelijke gegevens 't beste +ot hun recht doen komen. Bijna aan 't eind ontwikkelde zich een interessant dispuut over „de achtergrond" der conferentie : hoe zijn de natuurkundige gegevens over de historie onzer aarde te rijmen met de geschiedenis in Genesis I vermeld ? De vertegenwoordiger van 't eerste standpunt wilde een absolute scheiding maken tussen zijn natuur-philosophische opvatting en zijn Bijbelgeloof, vanwege te groot verschil en te veel tegenspraak ; maar beiden, ieder op eigen terrein, in hun waarde laten. Het was eigenlijk de oude opvatting der Averroisten, maar nu op natuur-philosophisch gebied. Ook dezen vroegen zich af : hoe kan ik denken als Aristoteles, wanneer ik geloof als Mohammed ? Terwijl de laatste toch zoveel van de eerste verschilt. Zij vonden de oplossing in hun aanvaarden van de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen