GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 103

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE MENS ALS EMBRYO: ANTHROPOLOGIE VAN HET BEGIN

79

het probleem kan men, zij het op wat typische, maar toch leerzame wijze, drie fasen onderscheiden. 1. Het dier wordt anthropomorf beschouwd. Het is een mens waaraan iets ontbreekt. Men vatte dat ook wel in de formule, dat de mens een dier mèt iets is, het animal, het zooion logon echon. Het gevolg van deze opvatting is, dat men voor mens en dier dezelfde categorieën meent te kunnen gebruiken. 2. Het dier wordt met diermatige begrippen geduid. Het is Jakob von Uexkull geweest, die heeft aangetoond, dat men iedere diersoort, elk dier, slechts vanuit zijn eigen wereld kan begrijpen. Deze eigen wereld van het dier noemt hij de „Umwelt" en wij willen nader bij dit begrip stilstaan, omdat het de sleutel vormt tot het begrip van de huidige opvattingen omtrent het mens-dier probleem. Ieder dier staat met zijn zintuigen in contact met een deel van de ons bekende wereld. Meer dan wat zijn zintuigen hem bieden, is voor het dier niet toegankelijk. In deze voor hem toegankelijke samenhang kan het dier ingrijpen met zijn speciale, slechts op deze samenhang afgestemde organen. Beide, dat wat het dier waarneemt, de Merkwelt, en dat waarin het ingrijpt, de Wirkwelt, zijn voor iedere diersoort erfelijk bepaald. Het samenstel van de Merk- en Wirkwelt noemt von Uexkull de Umwelt van het dier. Een hoog georganiseerd dier heeft een sterk gedifferentieerde Umwelt, een lager georganiseerd een weinig gedifferentieerde. Als voorbeeld van een weinig georganiseerd dier en zijn eenvoudige Umwelt geeft von Uexkull de teek Deze bevindt zich op een bepaald moment van zijn leven aan de uiteinden van de takken van struiken, totdat een warmbloedig dier m zijn omgeving komt De teek laat zich dan vallen op het dier. Zij is m staat alleen warmbloeders te kiezen, omdat ZIJ boterzuur kan waarnemen, hetgeen slechts m het zweet van warmbloeders voorkomt Op het dier wijst een warmtezintuig haar de weg naar de huid, waarm zij zich inboort Zij zuigt zich vol, valt op de bodem en sterft na het leggen van de eieren. Hieruit ontstaan nieuwe teken, aan wie een lichtzmtuig weer de weg naar de uiteinden van de takken wijst Van alle werkingen die er van een warmbloeder uitgaan, zijn er twee, waarop de teek is ingesteld Zij zijn voldoende om haar het bloed van een warmbloedig dier te doen vmden. Om een plaats te vinden, van waaruit zij op het dier kan vallen, is éen zintuig nodig De Merkwelt van de teek is dus m de volgorde licht-boterzuur-warmte gevat.

Het zal duidelijk zijn hoe in het Umwelt-begrip een adequate benadering van het dier is bereikt. Maar de auctor van het begrip luidde tevens de derde fase van het mens-dier probleem in, namelijk 3. de fase waarin de mens zichzelf met de ogen van het dier beziet. Von Uexkull breidt immers het Umwelt-begrip ook uit tot de mens.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 304 Pagina's

1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 103

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 304 Pagina's