1971 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 174

126

WERELDBEVOLKING EN FYSIOLOGIE VAN DE MENSHEID

verondersteld door de tweede stelling van Fraud, onder a. genoemd. Voor de preventie van neurose is dit antwoord echter niet voldoende. Wij zouden graag willen weten onder welke omstandigheden en waarom een impuls nu eens wordt verdrongen, dan weer verworpen. Men zou dan kunnen beoordelen of het mogelijk is het pathologische proces geheel uit te schakelen zonder daarbij de mogelijkheid van sexuele beperking op te offeren, die immers noodzakelijk is voor de beschaving (VI. 3. c ) . VI. 1. d. Ons onderzoek naar de pathogenese van neurose vervolgende, vinden wij dat Freud, naast verdringing als de eerste, onmisbare, kwalitatieve, een tweede kwantitatieve voorwaarde noemt, en wel de hoeveelheid verdrongen energie. Het werkelijke ontstaan van neurose hangt af, volgens Freud, van 1) de hoeveelheid van de libido ( = sexuele energie) in onverbruikte vorm, die door de persoon kan worden verdragen; 2) het percentage van deze libido die op de doeleinden van de sublimering kan worden gericht. (Om het beeld van een stuwdam te gebruiken, het hangt af van de capaciteit van het stuwmeer en de snelheid waarmee het water voor landbouw- of industriedoeleinden wordt gebruikt, of de dam overspoeld zal worden) (42). Volgens Freud kenmerken de sexuele driften zich door een grote mate van plasticiteit, d.w.z. zij kunnen gemakkelijk eikaars intensiteit, object of doel overnemen, of surrogaten aannemen voor hun oorspronkelijk doel als dit minder gemakkelijk bereikbaar is. Sublimering heet dit proces als de drift zijn oorspronkelijk sexuele doel opgeeft en een ander doel aanneemt dat genetisch met het oorspronkelijke doel samenhangt, maar niet langer sexueel doch sociaal genoemd moet worden (43). Onze tweede conclusie van Freud's theorie is, dat sublimatie niet alleen een onmisbare factor is voor de opbouw en instandhouding van de beschaving, maar blijkbaar ook een neurose-voorkomende factor is, maar dat tevens de mogelijkheid tot sublimering sterk wisselt van persoon tot persoon. De factoren die deze mogelijkheid beïnvloeden komen, ook hier, het scherpste naar voren in het licht van de theorie van Terruwe (VI. 3. c). VI. 1. e. Het begrip libido is meerdere malen ter sprake gekomen. Kennelijk wordt er mede bedoeld de totale hoeveelheid sexuele energie, maar behalve libido zijn er nog andere niet-sexuele driften, zoals de drang tot zelfbehoud. In Freud's terminologie echter wordt het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen