De Vrije Universiteit - haar ontstaan en haar bestaan 1880-1930 - pagina 240
Ter gelegenheid van har halve-eeuwfeest, in opdracht van heeren directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag, historisch geschetst door J.C. Rullmann
DE BETEEKENIS DER UNIVERSITEIT
der. De vraag is namelijk, of ge al of niet, ook op het gebied
der wetenschap, uw uitgangspunt neemt bij den Schepper
of bij het schepsel, bij de openbaring van den levenden, per-
soonlijken God, of bij de menschelijke rede. Waar nu in ons
vaderland, helaas! het laatste uitgangspunt bij schier al de
mannen der wetenschap is aangenomen, mag niet vergeten,
dat een geheele ommekeer, als noodig is, slechts zeer lang-
zaam tot stand komt, te langzaam, dan dat het te ver-
wachten zou zijn, dat deze Stichting, in de vijftig jaar van
haar bestaan, reeds een beslissenden keer zou hebben teweeg-
gebracht. Doch wij hebben goeden moed; invloed is te
merken. De vijftig jaren van ons bestaan hebben ons in de
wetenschappelijke wereld verschijnselen te zien gegeven, die
ons vertrouwen versterken. Dat gelooven de grond moet
zijn van weten, dat er een kennis is van de onzienlijke
dingen, dat er eenheid moet zijn in den grondslag van alle
wetenschappen, — ziedaar stellingen, die in den tegen-
woordigen tijd in veel ruimer kring als waarheden worden
erkend, dan vijftig jaar geleden. En nu is met die formeele
erkenning zeer zeker het pleit voor ons nog niet gewonnen,
en ook kunnen wij van onzen kant, daaraan niet genoeg
hebben. Maar die formeele erkenning brengt dan toch den
strijd op effener terrein en bakent de grenzen op dat terrein
veel nauwkeuriger af. En wanneer het staat: geloof tegen-
over geloof, dan weten wij dat ons geloof de wereld over-
wint; wanneer het aankomt op kennis der onzienlijke
dingen, dan hebben wij goeden grond om aan te nemen,
dat onze kennis op dat gebied verder reikt en beter gefun-
deerd is dan die van onze tegenpartij; en eindelijk, wanneer
het gaat om eenheid in den grondslag der wetenschappen,
dan zijn wij daarvan zeker, dat vaster en dieper liggende
eenheid dan wij hebben in de belijdenis van den drieëenigen
God, uit wien en door wien en tot wien alle dingen zijn,
aan de overzijde nooit en nimmer te verkrijgen is.
Maar 't blijft een reuzen werk, dat we ondernemen. We
224
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1930
Publicaties VU-geschiedenis | 244 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1930
Publicaties VU-geschiedenis | 244 Pagina's