Vijfenzeventig jaar Vrije Universiteit - pagina 18
Gedenkboek bij het vijfenzeventig-jarig bestaan der Vrije Universiteit te Amsterdam
man, een glasschilder als De Brés, een mandenmaker als Jan Arentsz
of een schoenlapper als Caspar van der Heyden.
Maar het Calvinisme, met z'n sterke zin voor orde en organisatie,
met zijn drang naar wetenschap, met z'n eerbied voor het goddelijke
beroep ook, zou in deze noodtoestand niet berusten. Een enkele predi-
kant was zo gelukkig in Geneve, aan Calvijns hogeschool, theologie te
kunnen studeren. Maar voor de meesten was dat te bezwaarlijk en de
gemeenten schreeuwden om leiding. Dus nam men de zaak der weten-
schappelijke opleiding zelf ter hand. Leiden kreeg in 1575 een hoge-
school en drie jaar later kwam het in Gent tot oprichting van de
geusche universiteyt. Daar de oprichting en de geschiedenis van de uni-
versiteit te Leiden genoegzaam bekend is, mogen we ons hier beperken
tot de laatste. Wie het Kort verhael van het gereformeerd Athenaeum
of Doorluchtige School te Gent leest, frappeert én het principieel én
het democratisch karakter van deze onderwijsinrichting. Deze school
vertoonde een door en door Calvinistisch karakter. Heel het weten-
schappelijk bedrijf werd gesteld onder de tucht van Gods Woord. Ieder
college begon met het aanroepen van de hulpe Gods; iedere avond
werden de lessen gesloten met het Onze Vader. Geen nieuwbenoemd
hoogleraar, of hij begon zijn oratie onder aanroeping van Gods zegen;
geen promotie, of de afgestudeerde dankte aan het einde van de plech-
tigheid uitdrukkelijk voor de krachten, hem verleend.
In de tweede plaats treft ons het democratisch karakter. Het was een
volksuniversiteit in de goede zin van het woord, een orgaan van de
volksgemeenschap. Uitdrukkelijk was bepaald, dat financiële omstan-
digheden begaafde jonge mannen de studie niet beletten mochten. De
school kende een hospitium, waar onbemiddelde jongens gratis huis-
vesting genoten. De school was er voor heel de gemeenschap: de
docenten gaven des avonds bijbelbesprekingen voor de werklui, die
overdag aan hun werk gebonden waren. Een commissie van toezicht,
een merkwaardig curatorium, lette op de goede gang van zaken in deze
Calvinistische studiegemeenschap; het telde zes leden: twee weigestel-
den (van de poorterie), twee uit de neerynghen en twee uit de weverye.
Voor een goede vooropleiding werd weldra een soort gymnasium aan de
doorluchte school verbonden.
Bedenken we bij dit alles, dat er geen kapitaal achter deze beweging
stond. De rector van de Latijnse school moest tevreden zijn met een
bezoldiging van vierhonderd gulden 's jaars; de andere docenten moes-
ten 't doen met een honorarium, dat varieerde van tweehonderd tot
driehonderd en vijftig gulden. Niet, omdat deze Calvinistische leraren
14
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1955
Publicaties VU-geschiedenis | 238 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1955
Publicaties VU-geschiedenis | 238 Pagina's