De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 79
De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica.
volle meegeteld. En inderdaad: waar anders de praestaties van een
hoogleeraar zich gemeenUjk concentreeren in zijnen Universitairen
arbeid, schijnt in het leven van dezen geweldige het zwaartepunt zóó
zeer te vallen buiten de enge grenzen van Universiteit en wetenschap,
dat zijne beteekenis voor die beiden in het niet verdwijnt tegenover de
veelzijdige resultaten van zijnen titanenarbeid daarbuiten. Voor wie
dieper ziet, bedriegt echter ook deze schijn, en blijkt de wetenschap in
den hoogeren zin heel zijn streven te hebben beheerscht, de Vrije
Universiteit 'het middelpunt' te zijn geweest van zijn denken en werken.
Kuyper heeft, nu veertig jaar geleden, de Vrije Universiteit gesticht; hij
heeft, als haar eerste hoogleeraar, gedaan wat in zijn vermogen was, om
haar tot bloei te brengen; hij heeft, in Standaard en Heraut, straks ook
als lid der Tweede Kamer, hare belangen bepleit; hij heeft eindelijk -
en wie onzer zal het vergeten? - als Raadsman der Kroon met taaie
volharding den strijd voor haar goed recht voortgezet en tot een
zegevierend einde gevoerd door de wijziging der Hooger Onderwijswet,
waardoor als met één tooverslag de onzekerheid in haar bestaan werd
weggenomen. Maar hij heeft veel meer gedaan dan dat, waartoe alleen
een genie bij machte was: de geestelijke atmosfeer scheppen, waarin
eene Christelijke Universiteit alleen ontluiken en leven kon; hij heeft
elke levenssfeer en alle levensuitingen opgeeischt voor den Christus
Gods; hij heeft niet slechts de Christelijke wetenschap nieuw leven
ingeblazen, maar haar ook gebracht tot het eenvoudige Christenvolk en
door dit volk voor haar te bezielen, het zijne roeping er voor te doen
gevoelen en te verlossen uit zijn isolement, haar den voedingsbodem
geschonken dien ze noodig had; hij heeft zoo den band hersteld
tusschen gelooven en weten, die in de dagen der Reformatie bestond,
maar in de vorige eeuw verbroken was, en is zoo de grondlegger
geworden der Calvinistische wetenschap.
Daarin ligt voor ons Kuyper's geheel eenige beteekenis.
En toch zou ik den eersten Hoogleeraar der Vrije Universiteit te kort
doen, wanneer ik van zijn wetenschappelijken arbeid in engeren zin aan
zijn graf geheel zweeg. Zelfs wij, zijn jongere geestverwanten, zijn zoo
licht geneigd, alleen te rekenen met zijne latere periode, toen de groote
vragen van het praktische leven op allerlei gebied hem opeischten en
voor zuiver wetenschappelijk werk slechts weinig gelegenheid bleef; en
zoo staat hij voor ons geestesoog meer als het scheppend genie, dan als
de vorschende geleerde, die in langdurigen arbeid door moeitevol
onderzoek zijne wetenschap opbouvrt. Ongetwijfeld komt deze
voorstelling in hoofdzaak met de werkelijkheid overeen. Maar aan den
anderen kant mag toch niet worden vergeten, dat Kuyper zijn loopbaan
begonnen is met streng wetenschappelijken détailarbeid. Zijn
proefschrift over het kerkbegrip van Calvijn en a Lasco, zijne lijvige
uitgaven van de werken van den laatste, van de Kerkeraadsprotocollen
der HoUandsche gemeente te Londen; van Junius en van Voetius, om
75
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's