Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 364
De Vrije Universiteit 1880-2005
r
den. Voor de stafmedewerker was de rol gedacht van stimulator, coördinator en als er
tijd overschoot ondersteunend onderzoeker. Maar het meeste werk moest worden uitbe-
steed. Dat zou dan de taak zijn van studiesecretaris Musschenga.
Misschien hebben de vu-bestuurders het enthousiasme van hun personeel nogal
overschat. Deze opzet mocht dan niet zo veel geld kosten als een instituut met zware be-
zetting, tijd moest toch hoe dan ook in de bezinning geïnvesteerd worden. De faculteiten
zouden dat niet zomaar doen, wetende dat zij meer en meer op hun productiviteit in het
onderzoek afgerekend zouden worden. Een doelstellingsgerichte studie, hoe door-
wrocht ook, zou dan wel eens laag kunnen scoren als zij viel buiten het terrein dat de be-
trokken faculteit of studierichting zelf de hoogste prioriteit gaf Het lag alleen anders
met de centrale interfaculteit - zoals wijsbegeerte toen nog heette - maar daar waren de
meeste hooggekwalificeerde onderzoekers niet de modern gereformeerde richting toe-
gedaan. Het Bezinningscentrum had zeker gedurende de eerste jaren van zijn bestaan de
krachtige steun nodig van enkele vooraanstaande onderzoekers, die het vermogen beza-
ten ook anderen op sleeptouw te nemen. Eén onderzoeker van kwaliteit heeft dat inder-
daad gedaan: de mathematicus Maarten Maurice. Het was zeker mede aan zijn inzet te
danken, dat het College van Bestuur 1989 het Bezinningscentrum aanmerkte als 'een be-
leidssturend instrument van de Vrije Universiteit'.'^ Daar konden Musschenga en zijn
intussen wat aangegroeide staf trots op zijn. Maar het draagvlak verbreedde zich niet.
Het College constateerde in 1990, dat helaas nog altijd te weinig universitaire medewer-
kers in de door het centrum georganiseerde activiteiten participeerden.53 Van Olst, zelf
een groot sympathisant, erkende 'dat de inbreng van het Bezinningscentrum binnen de
Vrije Universiteit niet altijd geapprecieerd wordt',54 en ook het moderamen van de Uni-
versiteitsraad twijfelde, 'of het Bezinningscentrum als draagster van de dialoog binnen
de Vrije Universiteit niet te smal is'.55 Het bleef in de ogen van velen een hobbyclub.
Als bewijs van doelstellingsbetrokkenheid had Noomen ook de universiteitspastor
genoemd. Tot 1992 was dat Boonstra, die als zodanig nauw betrokken was bij het werk
van het Bezinningscentrum. Veel van zijn activiteiten lagen in die sfeer, voor het kring-
werk en algemene advisering. De gebedsdiensten bij de opening der lessen en de diesvie-
ring waren daarentegen wel te beschouwen als typisch pastoraal ambtswerk. Ze werden
zeer matig bezocht.5^ Wat hij te brengen had was een klein verhaal. In een interview bij
zijn afscheid verklaarde hij het belang van de Vrije Universiteit vooral te zien in aan-
dacht voor ethische vragen. Ten aanzien van de bijbel liet hij zich gereserveerd uit. 'Ik
ben bepaald geen voorstander van de verabsolutering van de bijbel. Het verhaal mag het
denken niet uitschakelen, zeg ik altijd.''' Al met al had ook Boonstra het gevoel dat hij te
weinig tot zijn recht kwam, en op den duur werd hij er wat moedeloos onder. 'Als men-
sen me vragen, wat doe je nou eigenlijk, dan heb ik altijd de neiging te antwoorden: niks,
want dat denkt toch iedereen.''*
Het College van Bestuur dacht dat niet, want het zocht na zijn vertrek een opvolger.
Die zou in elk geval de continuïteit in de liturgie moeten waarborgen. Het verdere werk
360 EEN HOEKSTEEN IN HET VERZUILD BESTEL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's