Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 19
de orde van de dag In de alledaagse praktijk vormen de aardwetenschappen aan
de VU voor de gevestigde geologische orde binnen Nederland vooralsnog een ver-
waarloosbare entiteit De betrokkenen aan de VU komt deze windstilte met slecht
uit Er IS nog veel opbouwwerk te verrichten, met name ook waar het, deels ook m
relatie met de opzet van de doctorale studieprogramma's, gaat om de nadere
vormgeving van het wetenschappelijk profiel Gebaseerd op een intensieve relatie
tussen geologie en fysische geografie worden daarbij de bakens uitgezet om naast
(fysisch-geografische) specialisaties m de laaglandgenese en de hydrologie tevens
specialisatierichtingen in de Kwartairgeologie en de hydrogeologie te ontwikkelen.
Ultimo 1965 veroorzaakt een schrijven van onderwijsminister Diepenhorst grote
beroering binnen geologisch Nederland. De minister laat de Academische Raad
weten dat hij met betrekking tot enkele studierichtingen, in verband met het gerin-
ge aantal studenten en/of het beperkte wetenschappelijke potentieel waarover
Nederland beschikt, een nader onderzoek naar taakverdeling tussen de instellin-
gen dringend gewenst acht. Hij noemt m dit verband m de eerste plaats de studie-
richting der aardkunde (de term waarmee de geologie in onder meer het
Academisch Statuut werd aangeduid) De minister stelt vast dat er bij de openbare
instellingen de afgelopen jaren sprake is geweest van een geleidelijke vermindering
van het aantal studenten m de geologie, terwijl tegelijkertijd het aantal specialisa-
ties IS vermeerderd In veel gevallen heeft dit er volgens de ministeriele brief toe 17
geleld dat het aantal studenten per afstudeerrichting gedaald is tot beneden een
aanvaardbaar m i n i m u m . De minister voorziet voorts dat de ontwikkeling van de
opleiding aan de Vrije Universiteit (en, denkbaar, van een nieuw in te stellen oplei-
ding aan de Katholieke Universiteit) een negatief effect zal hebben op het aantal
belangstellenden voor de opleiding geologie aan de openbare instellingen'. Het
verdient, zo stelde hij, "mogelijk aanbeveling deze studie niet aan alle vier openba-
re universiteiten m de huidige vorm te handhaven, doch een of meer subfaculteiten
op te heffen, dan wel te beperken, zoals aan de rijksuniversiteit te Groningen is
geschied, tot de kandidaatsstudie". Hij verzoekt de Academische Raad hem te wil-
len adviseren op welke wijze ten aanzien van de aardkunde een bepaalde concen-
tratie, al dan met gepaard gaande aan een verdere taakverdeling, tussen de open-
bare universiteiten zou kunnen worden bereikt
Zo mogen de openbare instellingen het probleem, dat volgens de minister zelf
mede veroorzaakt wordt door de instelling van de opleiding geologie aan de VU,
oplossen De oplossingen die de minister suggereert kunnen door betrokkenen
moeilijk anders dan als bedreigend zijn ervaren. Velen bij de openbare instellingen
zullen, mede gezien de herkomst van de minister (oud-rector van de VU), het
gevoel hebben gehad dat er m deze hele affaire sprake was van een complot van-
uit de hoek van het bijzonder onderwijs en vanuit de Vrije Universiteit m het bij
zonder. Toch sneed de minister in zijn brief van 27 december 1965 een op zijn
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's