Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 21
meer tijd blijken te vergen (hoofdstuk 2).
Deze langdurige procesgang - veroorzaakt door de weerzin van de betrokken
instellingen tegen de opgedragen taak, sterke onderlinge tegenstellingen tussen
de betrokken instituten en interferentie met het universitaire democratiserings-
proces - IS in belangrijke mate bepalend geweest voor de relatief gunstige uitkomst
van de "herstructurering" voor de geologie aan de Vrije Universiteit. Bij het onder-
tekenen van de samenwerkingsovereenkomst, in november 1971, was de subfacul-
teit dubbel zo oud als bij het verschijnen van de brief van minister Diepenhorst, in
december 1965. In de tussenliggende jaren heeft de geologische subfaculteit van
de VU haar positie sterk kunnen uitbouwen. Qua wetenschappelijke productie (met
name m de sector ertskunde, petrologie en mineralogie), qua landelijk unieke en
moderne specialisatierichtmgen (hydrogeologie en Kwartairgeologie) in directe
relatie met die binnen de fysische geografie en qua groei van studentenaantallen'^
BIJ die groeiende studentenaantallen speelden ook de nodige van elders afkomstige
doctoraal- en bijvakstudenten hydrogeologie een belangrijke rol. De plausibiliteit
van een simpele liquidatie van de VU-subfaculteit, zoals m januari 1968 nog binnen
de sectie Aardwetenschappen van de Academische Raad was voorgesteld" m een
nota van de hoogleraren Den Tex (Leiden), Egeler (Universiteit van Amsterdam) en
Drooger (Utrecht), nam daarmee, voorzover de Vrije Universiteit zich dat al had
laten welgevallen, ook op inhoudelijke gronden in snel tempo af. Daar kwam nog
bij dat de democratiseringsgolf die het hoger onderwijs met name vanaf 1968
overspoelde de gevestigde (machts)posities ondermijnde, daarmee ruimte schep-
pend voor het zich bij de wetenschappelijke staven ontwikkelen van met per defini-
tie negatieve percepties met betrekking tot de VU-geologie.
Een en ander wil overigens niet zeggen dat men zich binnen de VU geen reken-
schap gaf dat er wellicht zware offers gebracht moesten worden, in regelmatig
overleg binnen de subfaculteit (waaraan, democratiseringsperiode, sinds begin
1969 met alleen hoogleraren, maar ook stafleden deelnemen en waarbij zelfs
sprake is van een bijdrage van de studenten) en met de faculteit der Wiskunde en
Natuurwetenschappen worden posities verkend en strategieën ontworpen.
Adviezen in de richting van de Colleges van Directeuren en Curatoren schetsen het
volgende scenario a) de geologie moet voor de VU behouden blijven, maar wel op
een serieuze basis, dat wil zeggen erkend in het kader van een landelijke overeen-
komst, b) in het uiterste geval zal de VU zich met een beroep op haar positie als
bijzondere instelling moeten terugtrekken op het m standhouden van éen of meer-
dere kandidaatsexamens m de geologie en moeten accepteren dat doctoraalexamens
uitsluitend elders ofwel in een vorm van interuniversitair verband kunnen worden
afgelegd, c) de VU zou binnen de zich ontwikkelende landelijke situatie een
beperkt aantal doctoraal specialisatierichtmgen moeten claimen, eventueel in inter-
universitair verband, waarbij met name te denken valt aan de hydrogeologie,
de ertskundige mineralogie en de Kwartairgeologie, d) om doctoraal specialisatie-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's