Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 102
v u en UvA werd van UvA-zijde al in een vroeg stadium van het overleg als modali-
teit naar voren gebracht, mits Utrecht bereid zou zijn tot een wezenlijke bijdrage
middels afslanking. VU-rector Verheul bracht direct zijn twijfels ten aanzien van
fusie als technisch middel naar voren. Hij stelde vervolgens wel dat de VU haar
verantwoordelijkheid voor opname van de aardwetenschappen niet zou ontlopen.
UvA-rector Bresters repliceerde dat inderdaad de gefuseerde opleiding bij één
instelling zou moeten zijn ondergebracht en dat ook de UvA daar voor in was.
Het vervolg van de discussie had voornamelijk betrekking op de verdeling van de
bezuinigingen tussen de beide Amsterdamse opleidingen enerzijds en Utrecht
anderzijds. Utrecht stelde zich op het standpunt dat een belangrijke bijdrage ont-
leend zou moeten worden aan de winst te behalen bij fusie binnen Amsterdam en
dat er voor de rest sprake zou kunnen zijn van proportionele afslanking. VU en
UvA stelden daar tegenover dat er allereerst overeenstemming diende te zijn over
de verdeling van de bezuinigingsbedragen. Daarna was het aan de Amsterdamse
instellingen om in het licht daarvan een eventuele noodzaak tot "fuseren" te
bezien. Beide spraken de bereidheid uit onderling over "nadere samenwerking" te
spreken (enkele dagen later, zie hieronder, deed in dit verband het begrip "samen-
voeging" zijn intrede). Tot overeenstemming over de verdeling van de bezuinigin-
gen kwam het tijdens het overleg niet. De bal lag niettemin in Amsterdam. De
beide Amsterdamse rectores kregen, impliciet, mandaat onderling een samenwer-
100 kings/"fusie"-modaliteit en de daarbij behorende bezuinigingsopbrengst uit te wer-
ken. Voor de VU was het in dat verband van groot belang allereerst meer inzicht te
verkrijgen in het krachtenveld binnen de sector geografie.
Het deeloverleg "geografie", dat aansluitend plaatsvond, verliep betrekkelijk chao-
tisch, mede gezien onduidelijkheid over de vraag of en in hoeverre de prehistorie,
de planologie en de demografie zouden moeten bijdragen aan de inleververplich-
tingen. Ook was onduidelijk of de totale bezuinigingsaanslag van Mf 5 verhoogd
zou moeten worden tot Mf 5.7 als consequentie van het feit Mf 0.7 van de per-
soneelsformatie geologie in Groningen in feite betrekking bleek te hebben op fysi-
sche geografie. En tenslotte had de TVC geen financiële subkaders aangereikt ten
aanzien van enerzijds de fysische en anderzijds de sociale geografie. Duidelijk
werd wel dat de fysische geografie aan de VU, als kleinste van de drie fysisch-geo-
grafische opleidingen, onder zware druk stond. Met opheffing van de VU vestiging
fysische geografie (personeelsbudget Mf 2.9) zou een belangrijk deel van de totale
bezuinigingsaanslag van Mf 5 kunnen worden geaccommodeerd. Dat bood de
overige in het deeloverleg vertegenwoordigde instituten en (sub)disciplines het
perspectief dat zij met relatief beperkte aanslagen weg zouden kunnen komen.
Ten aanzien van de sociale geografie bleek geen van de instellingen op voorhand
bereid concentratie te overwegen. Waar Groningen en Nijmegen zich steeds op
hun regionale positie beriepen en Utrecht als grootste vestigingsplaats feitelijk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's