GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 115

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 115

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

7 Verdere ontwikkeling van hun denken III

als een arbeidsgemeenschap van werkgever en werknemers, waarin niet alleen ver-

schillende taken en verantwoordelijkheden bestonden maar ook sprake behoorde

te zijn van saamhorigheid en een gemeenschappelijk belang. D a a r o m behoorde vol-

gens G e r b r a n d y een vergaande medezeggenschap van werknemers bij de aard van

een bedrijf. Hij stelde de vraag of Dooyeweerds interpretatie van de economische

wetskring niet eerder te maken had met het aanvaarden van bestaande maatschap-

pelijke verhoudingen dan met een kritisch-normatief inzicht in deze verhoudin-

gen. O o k had hij kritische vragen bij de onderhnge relaties tussen de wetskringen.

D o o y e w e e r d bracht met zijn filosofische uitwerking van de calvinistische levens- en

wereldbeschouwing weliswaar zwaar geschut in stelling, maar duidelijk en overtui-

gend was zijn filosofie volgens G e r b r a n d y niet.'"

Er waren o o k collega's aan andere unversiteiten die D o o y e w e e r d h u n kritiek niet

spaarden: eigenzinnig jargon, onduidelijke begrippen, een kosmologie van wets-

kringen die uit hokjes bestond, verdediging van een zelfgenoegzame calvinisti-

sche levens- en wereldbeschouwing, diskwalificatie van andersdenkenden, k o r t o m

' D o o y e w e e r d is de man, die het weet, die het beter weet dan wie ook'.'^*

Deze kritiek ontging D o o y e w e e r d niet en hij begreep dat hij iets uit te leggen had.

Al jaren werkte hij aan een uitgebreide systematische uiteenzetting van zijn filoso-

fie. Die moest er k o m e n en in 1935 was het zover. In dat jaar verscheen De wijsbe-

geerte der wetsidee, deel I en II, en een jaar later deel III. Eenenveertig was hij en

nog geen tien jaar hoogleraar, toen hij dit omvangrijke w e r k van in totaal zeventien-

h o n d e r d pagina's had voltooid.

In het eerste deel begon Dooyeweerd met de prolegomena, waarin hij de vooronder-

stellingen van zijn filosofie uiteenzette. De werkelijkheid wordt gekenmerkt door

een grote verscheidenheid van terreinen of zin-zijden (ruimtelijke, fysische, bioti-

sche, psychische, sociale, economische, juridische en andere) die in de alledaagse er-

varing onverbrekelijk met elkaar samenhangen, maar die in het vakwetenschappelijk

en filosofisch onderzoek scherp moeten worden onderscheiden, zonder ze te schei-

den. In elke zin-zijde van de werkelijkheid komt de samenhang met andere zin-zij-

den tot uitdrukking, en deze samenhang wijst boven zichzelf uit naar een idee van

'zin-totaliteit': het 'universele heen-wijzende en uitdrukkende karakter' van de hele

kosmos als een geschapen werkelijkheid.

Dooyeweerd betoogde dat het ik van de mens met al zijn functies tot uitdrukking

komt in die zin-zijden van de werkelijkheid. Het ik van de mens is te verstaan als het

concentratiepunt van alle functies waarin het zich uitdrukt. Het ik valt dus niet sa-

men met de psychische of logische functie of welke andere functie dan ook. Omdat

filosofisch denken ook op de zin-totaliteit van de werkelijkheid gericht behoort te

zijn, moet dit denken zichzelf tot een filosofisch problemen maken en reflecteren op

het ik dat zich in het denken uitdrukt. Het 'ken u zelve' moest volgens Dooyeweerd

dan ook boven de ingangspoort van de filosofie geschreven staan.''^

Indien men in deze filosofische zelfreflectie het ik van de mens identificeert met

zijn denkfunctie, dan bestaat de reflectie van het filosofisch denken uit niets anders

dan uit een reflectie op zichzelf. Men kiest dan zijn uitgangspunt in een 'immanent

135 Gerbrandy, De strijd voor nieuwe maatschappijvormend pp. 167-178. Zie Woldring, 'Dooyeweerd contra

Gerbrandy en Ruppert', pp, 89-91, 92-94.

136 T.K'Werhurg, Herman Dooyeweerd,'p. 146.

137 Dooyeweerd, De wijsbegeerte der wetsidee, deel I, pp. 5-7.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 115

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's