GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 86

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 86

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

82 II Nieuwe filosofische uitdagingen (1918-194)

Gereformeerden Grondslag niet voor dat de docenten van de universiteit lid van de

Gereformeerde Kerken moesten zijn, maar de meerderheid van de achterban van de

universiteit was geschokt; vijf docenten hadden deze kerken verlaten. Zouden de

directeuren en curatoren geen actie tegen hen moeten ondernemen om te laten zien

dat zij het gezag van de Bijbel en in verband daarmee de gereformeerde beginselen

wilden handhaven?

D e besturende colleges van de universiteit zaten in een lastig parket. Enerzijds

moesten zij het vertrouwen van de achterban behouden, mede omdat de universi-

teit afhankelijk was van haar financiële steun en van de komst van studenten uit die

kring. Anderzijds was er geen juridische grond om de dissidente docenten te ont-

slaan. O o k aandringen op het nemen van ontslag was riskant. De universiteit kon

hen niet missen. Volgens de Wet voor het H o g e r Onderwijs van 1905 moesten alle

faculteiten ten minste drie hoogleraren hebben en moest er voor 1931 een vierde fa-

culteit w o r d e n gesticht.5' Als dat niet lukte, zou het civiel effect van de graden van

de universiteit vervallen. H e t aantal professorabele kandidaten in de orthodox-gere-

formeerde wereld was te gering om risico's te nemen. Maar er moest iets gebeuren.

In het voorjaar van 1926 nodigden de directeuren en curatoren de dissidente

hoogleraren uit voor afzonderlijke gesprekken. In het gesprek met Pos merkte p r e -

sident-directeur H . Colijn op, dat de Vrije Universiteit gedragen werd door mensen

die zeer eenvoudig dachten en dat zijn overgang naar een 'scheurkerk' ergernis gaf.

Pos kon niets met dit argument en a n t w o o r d d e 'dat het moeilijk is een simplistische

zienswijze over te nemen en daarmede rekening te houden'.'*

Pos was door en door bekend met het gereformeerde milieu. Hij had vaak beseft

dat de gereformeerde theologie niet los stond van eenvoudig gereformeerd volks-

geloof. Een maand voor het gesprek met Colijn had hij aan Le Cointre geschreven:

'over een eenvoudige, vroome ziel, die iets afwijst, moet men niet boos worden'.'^

Hij wilde niemand kwetsen, maar in diezelfde brief had hij o o k geschreven over de

uitspraak van de synode als een 'ten ondergang gedoemde voorstelling, van die zich

handhaven willen met pseudo-intellectuele digniteit'. Geelkerken was volgens Pos

iemand die vanuit de 'schemering van zijn intuïtie' de strijd had aangebonden tegen

onhoudbare voorstellingen, maar hij was 'geen wetenschappelijk onderzoeker en

ook geen denker'.

In deze brief aan Le Cointre zette Pos zijn visie op de exegese van Genesis uiteen. In

de eerste plaats bestond voor historisch onderzoek geen 'heilige traditie'. In de twee-

de plaats moesten de betreffende passages in de Bijbel, evenals andere teksten, geïn-

terpreteerd worden volgens de principes van de hermeneutiek die zowel hun joods-

oosterse naïeviteit als hun mythisch karakter aan het licht zouden brengen. In de

derde plaats was het een inadequate en onwaardige manier van denken om het my-

thisch-naïeve Bijbelverhaal te verbinden met de 'zondeval' als een universeel feit,

omdat zo'n verbinding naar haar aard en betekenis altijd betrekkelijk was.

De opstellers van het synodebesluit waren volgens Pos onbekend met de weten-

schappelijke strengheid van kritisch-historisch onderzoek. In positieve zin was de

centrale vraag voor Pos: '[H]oe zullen we', terwijl het letterlijk verstaan van Genesis

35 Zie Donner, De vrijheid van het bijzonder wetenschappelijk onderwijs, pp. 57, 68.

36 Archief college van directeuren, Notulen, 8 mei 1926.

37 Brief van 25 april 1926, in Harinck en V^lkj/eugdbrieven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 86

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's