GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 133

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 133

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

J Dooyeweerd en de publiekrechtelijke bedriifsorganisatie 129

D o o y e w e e r d schreef een kritische reactie op de Richtlijnen en gaf een uiteenzet-

ting van verschillen tussen het beginsel van soevereiniteit in eigen kring en dat van

subsidiariteit.''* Van soevereiniteit in eigen kring kon volgens hem alleen sprake

zijn, indien 'levenskringen' naar h u n innerlijke aard en structuur radicaal verschil-

den. Waar die verschillen aantoonbaar waren, zoals bij staat, gezin, school, kerk en

onderneming, zou tussen de staat en die andere levenskringen nooit sprake k u n n e n

zijn van de verhouding van een geheel tot zijn delen. Deze laatstgenoemde verhou-

ding was wel aanwezig bij waterschappen, gemeenten en provincies als delen van de

staat. D e aard van die verhouding werd bepaald door de structuur van het geheel. D e

autonomie van waterschappen, gemeenten en provincies k o n volgens D o o y e w e e r d

nooit meer betekenen dan een relatieve autonomie.

Principiële kritiek had Dooyeweerd op de subsidiaire taak die de Richtlijnen toe-

schreven aan de overheid ten opzichte van het bedrijfsleven. Het beginsel van de sub-

sidiariteit was afkomstig uit het thomistisch denken, dat volgens hem werd beheerst

door een geheel-delenschema. In dit schema zou het bedrijfsleven worden gezien als

een gemeenschap van lagere orde, die in de staat als een omvattende geheel werd in-

gepast. Naar Dooyeweerds interpretatie diende het beginsel van de subsidiariteit om

de relatieve autonomie van de bedrijfsorganisatie binnen de staat te verdedigen. Juist

vanwege dat geheel-delenschema had het beginsel van de subsidiariteit volgens hem

niets van doen met de soevereiniteit in eigen kring. Het subsidiariteitsbeginsel impli-

ceerde volgens hem dat de delen afhankelijk zijn van het geheel; dit beginsel zou tota-

litaire implicaties hebben. Dooyeweerds conclusie was dat het beginsel van soeverei-

niteit in eigen kring en dat van subsidiariteit tegenstrijdig zijn.

Vervolgens legde hij uit dat men niet kon spreken van een bedrijfstak als een ge-

meenschap. Volgens hem was een onderneming naar haar aard een 'gemeenschap' die

werd gekenmerkt door een organisatie van kapitaal en arbeid en door een 'natuurlij-

ke gezags- en ondergeschiktheidsverhouding'. Daarentegen zou een bedrijfstak vol-

gens hem nooit een gemeenschap kunnen worden, omdat tussen ondernemingen in

een bedrijfstak altijd een zekere concurrentie bestaat. Een uitschakeling van de con-

currentie in een publiekrechtelijk georganiseerde gemeenschap met dwingende af-

spraken over lonen, productie en prijzen, zou de soevereiniteit in eigen kring van de

vrije onderneming aantasten. Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties waren volgens

hem de facto en de jure overheidsinstituten. Dooyeweerds conclusie was dan ook:

'De Richtlijnen ... gaan duidelijk in de richting van een volledige absorbering van het

bedrijfsleven in de publiekrechtelijke staatsstructuur, van een "incorporatie" van de

bedrijven in de staat, zij 't al in de geest van decentralisatie'. Dooyeweerd was niet

mild en zelfs insinuerend toen hij, schrijvend tijdens de bezetting, stelde 'dat de mo-

derne totalitaire stelsels op de ontwerpers van de "Richtlijnen" meer invloed hadden

gehad, dan zij zelf bewust zijn'. Hij miste bij hen voldoende principiële bezinning op

vraagstukken van de nabije toekomst.

De kritiek van Dooyeweerd kwam bij het CNV hard aan. De belangrijkste opsteller

van de Richtlijnen, M. Ruppert, de latere voorzitter van het CNV en vice-voorzitter

van de Raad van State, ging bij Dooyeweerd in de Amsterdamse Oranje Nassaulaan

op bezoek. Het gesprek verliep in een goede sfeer, maar zij kwamen geen stap dichter

bij elkaar. Na het gesprek schreef Ruppert een antwoord op Dooyeweerds kritiek,

14 Dooyeweerd, Enkele opmerkingen inzake 'Richtlijnen' betreffende een toekomstige bedrijfsorganisatie (ge-

typt rapport), in archief K. Groen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 133

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's