GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zondige handels-praktijken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zondige handels-praktijken.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

'k Ontving twee brieven van Christelijke kantoonbedienden; beide een conscientie-kreet tegen de pressie van chefs of hoogergeplaatste bedienden tof handelingen, die in strijd zijn met Gods gebod. Den eersten brief, die zoogoed als niets danj vragen bevat, neem ik hier in zijn geheel over. Hij luidt als volgt:

Zooals U weet, wordt er in den handel veel gedaan, dat in strijd is met onze christelijke begrippen, en wat U óók weet, is, dat er in den handel ook christelijke bedienden zijn. Nu komt het herhaaldelijk voor, dat de patroon den bedienden dingen opdraagt, die ^^^^^^^^ 101 zij, wanneer zij een eigen zaak hadden, zeker niet zouden, doen. Ter verduidelijking een paar voorbeelden:

Een assurantie-bediende vraagt offerte aan voor een of andere verzekering, welke offerte hij ook verkrijgt; echter onder voorwaarde, dat hij ze tegenover concurrenten geheim zal houden. De patroon, die met den vertegenwoordiger van een concurreerende firma een onderhoud heeft, vraagt aan dien bediende de offerte van de andere firma om zoodoende misschien een nog lagere offerte te verkrijgen. De bediende protesteert, door te wijzen op de "voorwaarde, die de andere firma gesteld heeft; echter zonder resultaat. Mag de bediende nu de offerte naar den patroon brengen?

Als tweede geval zou ik willen noemen de steno-typist, die van den patroon een 'brief genoteerd krijgt, waarvan hij weet, dat er groote leugens in staan; óf, sterker nog, de patroon geeft alleen de punten, die de bediende naap eigen stijl heeft uit te werken. ,

Is, wat de bediende daar doet, niet in strijd met Gods Woord?

Nog een ander conflict kan er komen. Er is onder het personeel een vereeniging, die zich ten doel stelt den band onder het personeel te bevorderen en daartoe gezellige avondjes organiseert met muziek, voordracht en, last not least, een danspartij. Daaraan kan een christelijke bediende natuurlijk niet meedoen. Maar, zoo wordt er nu gezegd, dajü dans je niet mee, maar ga je weg. Gaat dit argument op; ?

Daar ik weet, dat deze en dergelijke vragen niet alleen bij mij, maar ook bij' verschillende van mijn gereformeerde collega's leven, maak ik gaarne van de gelegenheid, die „D^ Reforma, tie" biedt in haar rubriek „Geestelijke Adviezen" gebruik, en hoop, dat U zoo goed wilt zijn, om over de bovengenoemde vragen het licht van Gods Woord te doen schijnen.

U bij voorbaat hartelijk dankzeggend voor de te nemen moeite, teeken ik

De tweede brief, dien ik, om de vertrouwelijke toelichtingen, die hij bevat, niet in zijn geheel kan weergeven, noemt nog andere gevallen, waaïin een patroon van zijn christelijke bediende handelingen vergt, waardoor deze laatste zijn conscientie zou bezwaren, b.v. door van hem te eischen, dat hij per telefoon den patroon als afwezig meldt, terwijl deze naast hem op het kantoor zit; of te willen, dat hij schriftelijk, omtrent een of .andere zaak, aan derden een valsche voorstelling geeft; of ook door te vorderen, dat hij in de boekhouding valsche cijfers opneemt, om de belasting te ontduiken.

'k Heb deze brieven met ontroering gelezen, 'k Wist, dat er „in zaken" heel wat praktijken bestaan, en als geoorloofd worden beschouwd, die in het gewone leven niet door den beugel kunnen. Maar 'k heb niet durven denken, dat patroons, die zelf niet opzien tegen leugen en bedrog, den droeven moed zouden hebben, anderen tot dergelijke handelingen te willen dwingen; ook, als ze van hun ondergeschikten kunnen weten, dat ze er gewetensbezwaar tegen moeten hebben, en zelfs — gelijk me bleek uit den tweeden brief — als deze dat uitdrukkelijk verklaa, rden en met allen ernst tegen dergelijke tirannieke en onzedelijke eischen protesteerde.

De blik, die deze brieven me in 't kantoodeven gaven, hebben me doen 'trillen van verontwaardiging. En als dergelijke gewetenlooze pra'ktijken in-

derdaad zóó gewoon zijn, als de briefschrijvers me doen denken, sta ik er verbaasd yan, dat men er niet reeds lang publiciteit aan gaf. Want dan staan we hier voor een wereld van ongerechtigheid, die even schandelijk en gevaarlijk is, als die van het vloeken, van het drankmisbruik en van de onzedelijkheid.

Even gevaarlijk, en gevaarlijker nog; omdait ze zich gemakkelijker schuil houdt, en zich dekt met het etiket van de usance.

Heel de christenheid onderóns, en in de eerste plaats de organisatie van Christelijke Handels-en Kantoorbedienden, moet dan in 't geweer, om tegen deze geestelijke tirannen, deze gewetenlooze geldjagers, deze beroepsmoordenaars van eerlijkheid en goede trouw, openlijk den strijd op te nemen. Men zette hun namen op ^, de zwarte lijst" en geve ze, als protest niet baat, prijs aan de publieke verachting. Dat zal ze misschien niet beter maken, maar wel makker. Wie voor geld liegt en bedriegt en anderen dwingt om het te doen, za, l uit vrees voor het verloopen van zijn zaak, voor zulk een maatregel allicht niet ongevoelig zijn.

Maar — al moest dit even van mijn ha, rt — het is m'n taak niet onze Vereeniging van Christelijke Kantoorbedienden van advies te dienen.

'k Ga nu de vragen beantwoorden, die me gedaan werden.

De eerste twee van den eersten briefschrijver en die van den tweeden kan ik daarbij saamvatten.

Ze komen neer op de vraag, of «en christen in ondergeschikte betrekking ooit op den eisch van zijn patroon of superieur, mag doen, wat z'n conscientie wraakt als zonde voor God.

Ik kan niet denken, dat m'n vragers ook maar een oogenblik in onzekerheid verkeeren over het antwoord, dat ze ontvangen zullen.

Zelf weten ze daarvoor te goed, hoe rusteloos het Woord ons vermaant, te allen tijde en in alles een goede conscientie te liewaren. Hoe het elke zonde, onder alle omstandigheden, veroordeelt en zelfs als zonde brandmerkt wat we doen in weifeling vaai ons zedelijk oordeel. (Rom. 14:23).

In 't algemeen kan de vraag, of we nooit zondigen mogen tegen God, onder christeneai, niet in ernst worden gedaan.

Ze werd dan ook alléén gesteld, met het oog op het geval, dat een meerdere van zijn ond'eirgeschikte vergt wat zijn conscientie veroordeelt. Doch hoe weinig het Woord Gods, ook daarhi iets laat afdingen op de gehoorzaamheid aan het gebod, zegt ons het klassieke antwoord der Apostelen op den eisch van den Joodschen Raad', dat ze zouden ophouden te spreken in den Naam van Jezus: „Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den menschen".

De Joodsche Raad was de wettige, kerkelijke overheid der Apostelen; werd als zoodanig ook door hen niet gewraakt; maar dit verhinderde hen niet tegenover den eisch van het Sanhedrin hun onverbiddelijk „neen" te zetten.

Het antwoord op de eerste vragen kan daarom geen andere zijn. dan dit, dat nooit ofte nimmer, een christen doen mag wat tegen liet Woord des Heeren is; óók niet, als wie gezag over hem heeft, het vordert. Boven het gezag onzer meerderen is het gezag onzes Gods. En het hunne, om het even of ze het erkennen of niet, is hun door God gegeven. Maar daarom is hun recht op gehoorzaamheid dan ook beperkt binnen de grenzen van gelioorzaamheid aan God, en mógen we niet alléén, maar moeten we om Gods wil gehoorzaamheid weigeren, waar het die grenzen overschrijdt.

ÏMooit kunnen we, in zulk een geval, onze verantwoordelijkheid afwentelen op. onzen meerdere. Die meerdere is verantwoordelijk voor wat hij doet; maar wij dragen haar voor wat wij doen, al is het op zijn bevel.

En naar 't vermaan der Schrift: „Hebt geen gemeenschap met de werken der duisternis", en „trekt geen ander juk aan met de ongeloovigen", blijft die verantwoordelijkheid, ook al bestaat wat wij doen slechts in het helpen uitvoeren van majait-

regelen, die we kennen als zondig voor God.

„Maar de gevolgen", zal men zeggen.

Ik wijs deze bedenking niet met een, luchtig gebaar af. 'k Laat haa, r gelden in al den droeven ernst, die er in spreekt, en 'k voel mee de beklemming, die haar ingeeft.

Laat me haar daarom rustig in een volgend' nummer beantwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Zondige handels-praktijken.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's