GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De auto op Zondag.

Een lezer vraagt de aandacht voor onderstaand ingeonden stuk uit „De Vrije Westfries", ook reeds gepuliceerd in „De Rotterdammer":

Onze aandacht werd gevestigd op een ingezonden stuk in de „Vrije Westfries" van 7 April 1.1. van de hand van Ds B. E. J. Bik, Luth. pred. te Enkhuizen, en gericht aan Ds G. H. Kersten, leider der S. G. P. We wenschen het niet te commentarieeren en zeker niet, voor Ds Kersten er op geantwoord heeft; maar daar de schrijver van het artikel dit voluit onderteekent, is er tegen overname geen bezwaar.

Ds Bik verhaalt hoe hij voor Sabbathschender en Zondagsontheiliger yras uitgemaakt, met wien een man der S. G. P. niet debatteeren kon, omdat, zoo schrijft hij, „ik 's Zondags op twee verschillende plaatsen preek en dan gebruik maak van een vehikel, getiteld auto, dat ik zelf bestuur, of van een ander vervoermiddel, waardoor ik anderen laat werken. Ziet ge, en daar zit 'em de kneep! Want, als een gemeente jaren vacant is, dan mag een dominé beslist geen gebruik maken van een vervoermiddel om in die gemeente en in eigen gemeente Gods Woord te verkondigen en de Sacramenten te bedienen."

Een Luthersche dominé, die dat doet, is een Sabbathschender.

Maar, zoo vervolgt hij:

„Er moet me iets van het hart. De heer Kersten, lid van de Tweede Kamer, predikant bij de Gereformeerde Gemeenten, moet in Gouda preeken. (Gouda is mijn geboorteplaats en het Goudsche leven interesseert mij nog zeer.) Hij moet 's Zondagsmorgens om 10 uur en des avonds om 5 uur preeken. Dat kan. Maar.... hij moet 's avonds om 7.30 uur in Stolwiji optreden.... Hoe moet dat? .. ..

De heer Kersten verlaat het gebouw der Gereformeerde Gemeente aan de Turfmarkt (ik noem de straten oók maar op, want ik durf wel iets te bewijzen) na afloop van den namiddagdienst op zijn beide boenen. En nu komt het prachtige. Hij gaat naar een donker hoekje van de Nieuwemarkt, waar een heuschelijke auto staat te wachten en dat een auto op vier wielen, net zoo'n ding als 's Zondagsmiddags wel eens op klaarlichten dag in 't gezicht Tan iedereen voor het huis van den Luthersohen Sabbathschender staat te wachten. De heer K. zet z'n kraag hoog op — z'n S.G. volgelingen mochten hem eens zien, dat zou een al te groote klap geven —. De auto was van den heer Van Deelen uit Stolwijk en genummerd H. 74868 (ziet ige, heeren, ilkdurfwel iets te bewijzen).

Om 7.20 passeerde de auto den tol. Het vehikel reed door zonder dat er tolgeld betaald werd. Hoe kan dat? Even informeepen bij den tolbaas. Ja, zei hij, die meneer Van Deelen is Christelijk, die betaalt niet op Zondag, maar op Maandag. Tableau!"

In een naschrift voegt Ds Bik hieraan nog toe: P.S. Toen de Geref. Gemeente onder het kruis te Enkhuizen aanvroeg opgenomen te worden in het verband der Geref. Gemeenten, was één der voorwaarden, die gesteld werd, dat men 's Zondags niet meer met een autobus van Andijk zou komen. Hoe rijmt men dat met het optreden van Kersten te Gouda?

Een postscriptum op ons hoofdartikel vorige week.

ProL Visschers „postscriptum". Onze „liedjes". Alsmede, dat de hoogleeraal er „geene opmerking over gemaakt heeft".

Uit „De Bazuin" neem ik onderstaand artikeltje van . e. over:

Tot welk peil Prof. Visscher in zijn polemiek zinken kan, leert zijn „postcriptum" op het debat, dat hij met de Geref. pers heeft gevoerd. Waarover dat liep, behoef ik niet meer te zeggen; het is reeds aangeduid door Prof. Honig, en ook door mij. De Heer Prof. Dr H. Visscher wil met alle geweld, dat ik „zenuwachtig" zal zijn, dan kan hij met des te meer „recht" zijn verzekering doen, en herhalen, dat ik een „verwarden kop" heb. Ik gun hem dit professoraal genoegen graag; in Leiden is men aan zulk een levendigen toon niet erg gewend. Maar als de Heer Prof. Dr H. Visscher, die over de „liedjes" (bedoeld zijn: eventueele liturgische liederen) der Gereformeerde Kerken spreekt, ons wil doen gelooven, dat Zijn Hooggeleerde niet zenuwachtig is, dan moeten we een endere verklaring voor zijn grofheden zoeken, en dan wordt het er voor den Hoogleeraar Dr Hugo Visscher als mensch heusch niet beter op.

Als gewoonlijk citeert ook dezen keer Prof. Dr H. Visscher niets, maar valt zenuwachtiglijk uit op enkele, door hem helaas verkeerd geïnterpreteerde woorden. Het begint al dadelijk:

De moderne Prof. Lindeboom van Groningen hief een lofzang aan over de gescheiden Gereformeerde Kerken.

Dit is voor de zooveelste maal onwaar. Ten eerste had, wat Prof. Lindeboom opmerkte, absoluut geen zier met diens „modernisme" te maken; hij besprak een Gereformeerde Kerk in een bepaalde plaats in verband met een besluit, dat met de tegenstelling „orthodox — modern" niets te maken had. Deze opmerking van een hoogleeraar aan de Leidsche universiteit is precies even onlogisch, en voor de opvoeding van den fijnen zin van het volk funest, als dat een koffiehandelaar van gereformeerden huize zou zeggen: de moderne hoogleeraar Lindeboom vindt de koffie van Kanis & Gunnink zoo goed, drink daarom, o volk der trouwe, geen koffie van K. & G.

We lezen verder:

en de heer Schilder zingt dien lof' na.

Gegeven het bovenstaande, is óók weder dit eens onjuistheid. We vervolgen:

Hij kan niet inzien, hoe het loflied van dien modernen hoogleeraar de bevestiging is mijner critiek.

Een beetje meer eerbied voor de logica, professor! Want uw opmerking van daarnet draaft door op de boven reeds geconstateerde onjuistheden, en bovendien is daar nog de kwestie-Kanis «& Gunnink.

Laat ons voortgaan:

Deze moderne hoogleeraar begrijpt het wel, dat deze neo-gereformeerde beweging op weg is naar zijn modemisme.

Deze „moderne" hoogleeraar begrijpt dat heelemaal niet, natuurlijk. Iemand, die het Archief voor Kerkgeschiedenis verzorgt, zóó als Prof. Lindeboom het doet, onderscheidt gewoonlijk beter en zakelijker, dan de Leidsche universiteitsprofessor het hier doet. En dan, nog eens: het had niets te maken met modernisme. Indien Prof. Dr H. Visscher niet zoo zijn luimen volgde in zijn volks-geschrijf, had hij zich gewacht voor dergelijke onwetenschappelijke uitvallen. Ik gaf, toen ik in „De Reformatie" het vriendelijk oordeel van Prof. Lindeboom citeerde, precies aan, waaruit ik citeerde (Prof. Visscher, die midden tusschen de „moderne" heeren vertoeft, en, mogenwehem gelooven, het verschrik keiijk vindt, als zij iets goeds van hèm zeggen!!!, had het dus wel kunnen lezen) en, ter waarschuwing van zenuwachtige lieden zei ik er bij, dat ik de bizonderheden van het geval wegliet. Intusschen helpt het in dit geval niet. Modernisme, aldus draaft nu het Kamerlid Prof. Visscher door. Vanwege louter kalmte. We vervolgen evenwel:

Een verstandig man zou gedacht hebben aan de spreuk: „Als de vos de passie preekt, boer! pas op je kippen". Maar dat is het hem juist, deze mijnheer Schilder kan zich tot dat inzicht niet verheffen. Dus gaat hij pronken met deze moderne veer. Hij wandele er mede als de pauw met zijn schoone staart!

En dat is wel mooi gezegd. Doch daar niet meervan.

Het artikel vervolgt:

Daarna daagde hij mij uit tot een debat over degezangen-kwestie met wijlen Brummelkamp.

Er zit kadans in; maar dat uitdagen is toch gefantaseerd. Ik heb wel iets anders aangeboden, cijfers, , statistische. Maar daar heeft de hoogleeraar het niet over. Voorts:

Ik debatteer echter niet met afgestorven Broederen, in den Heere ontslapen. Hunne nagedachtenis is er mij te kostelijk voor.

Waren hunne onderscheidingen tusschen vrij opkomende èn bepaalde, opgelegde gezangen; het ook maar... Daarna: - - J'

Slechts dit blijkt er uit, dat de heer Schilderabsoluut niets begrijpt van hetgeen waarover hij eigenlijk strijdt. Ik heb met de heele gezangenkwestie in de gescheiden Gereformeerde Kerken niets van doen.

Den broeder behouden van zijn bederf... och, dat blijft anders altijd wenschelijk. Als men dan maar argumenten heeft. Doch lees door:

Wat mij aangaat mogen zij er alle liedjes zingen, , die zij er wenschen te zingen. Het zal mij niet deren. Ik heb er geene opmerking over gemaakt.

„Ik heb er geen opmerking over gemaakt".

We hebben het dus zeker maar gedroomd, dat er zooveel ach en wee over is geroepen. Na dezen laatsten volzin houden we maar met citeeren op. Want het wordt nu toch al te raar, en te apert „zelfvertering". Geef dezen hoogleeraar, althans gedurende deeerste weken, geen koffie Kanis & Gunnink. Geef hem Koffie-Hag, die spaart de zenuwen.

Ik weet het wel, dat zoo iets verveelt. Maar het istoch goed, als ons volk weet, op welke manier in Nederland tusschen de Kerken gestookt wordt. Er isgeen greintje ernst in bij sommigen. Zoo als hier een a.r. hoogleeraar over onze kerken oordeelt, zoo oordeelt Lou de Visser b.v. over Dr H. Colijn, lid van de kerk, waar men volgens onzen geachten afgevaardigde liedjes gaat zingen.

De geachte afgevaardigde ga maar door. We hebben bij ons nog wel discipline. Maar, lid der A.-R. partij of niet, we houden het vol, dat zulke „polemiek" even wereldsch, en onchristelijk is, als die, waarmeedocent Kersten of menig socialist de A.-R. partij aanvalt. Daartegen worden dan in verkiezingsdagen, , óók door den Hooggeleerden Heer Prof. Dr H. Visscher, al of niet met grappen, protesten ingebracht. Maar wat onderscheidt ons, behalve dan de dierbaarheid, in een geval als dit?

„Remonstranten" en „heilige boontjes".

Ds J. W. Gunst schrijft in de „Leidsche Kerkbode" over den Strijd, die vroeger, heel vroeger, gevoerd is tusschen de later in één bedding saamgebrachte gereformeerden.

Een passage uit den strijd der „Gereformeerden onder het Kruis" tegen - de „Ghr. Afgescheidenen" vertelt:

In 't officieele geschrift, onder goedkeuring van de S-ynode der Kruisgemeenten, uitgekomen in '69, wordt onomwonden gezegd, dat er verschillen zijn, die den lezer van het geschrift moeten doen denken, dat er van vereeniging der beide groepen wel geen sprake zou kunnen zijn. Nochitans zijn in hetzelfde jaar de Kerken tot elkander gekomen. En dat in de commissie, die tot onderhandeling benoemd werd van de zijde der „Kruisgemeenten" de schrijver van het vrij scherpe geschrift. Ds N. J. Engelberts, een plaats zora nemen, had zeker van te voren wel niemand gedacht.

Toch is dit g'eschied, en was Ds Engelberts van die commissie nog wel de secretaris. En ijverig heeft hq aan de Vereenigdng medegewerkt.

Indien het er werkelijk bij de Chr. Afgescheidenen zóó uitgezien had, als door den Zutphensohen predikant was voorgesteld, hadden toch zeker de „Kruisgemeenten" met de Ghr. Afgescheiden Kerk zich niet kunnen en mogen vereenigen. Immers, om het maar «ens zoo kort mogelijk te zeggen, volgens het boek van Ds Engelberts waren die Afgescheidenen eenvoudig ; niets minder dan Remonstranten, en waren de Kruisgezinden de heilige boontjes.

Uit de rtotstandkoming van die Vereeniging op de - Synode te Middelburg is te leeren, dat het met al die genoemde verschillen en verwijtingen zoo'n vaart niet nam. Zij mogen in 1869 dan ernstig gemeend zijn : geweest, maar ten slotte bleken zij toch geen kracht (te hebben gehad om de Vereeniging tegen te houden.

Men lette er op, dat het hier een officieel goedgekeurd geschrift gold. Niettemin weid het later practisch, maar niet royaal (op de manier der wereldgelijk vormigheid dus) weggenomen van de tafel:

Het geschrift van Ds Engelberts is tamelijk onbeikend. Het is na de Vereeniging bijna niet meer genoemd geworden. Het is alsof er getracht is het zooveel mogelijk te verheimelijken. Op de - Synode, die de ieide Kerkengroepen bij elkander bracht, is van den inhoud in 't geheel' niet gerept, niettegenstaande het •zware beschuldigimgen tegen de Ghr. Afgescheidenen inbracht.

Er werd over en weer een onwezenlijkheidsspel gespeeld, door van onderscheid in „ligging" eerst te fantaseeren, daarna te fixeeren, daardoor te verscherpen en tenslotte bijna onvatbaar te worden voor het profeitische Woord :

Eenig verschil in „ligging", we zullen maar zeggen: meer of minder „onderwerpelijke" of „voorwerpelijke" prediking, onderscheidde de beide kerkengroepen vrel «enigszins van elkander. Ieder had zich op eigen ïioutje ontwikkeld, en zoo waren eenzijdigheden bij elke groep te vinden, gelijk dit vóór het tot stand •komen der Theol. School zich ook voorgedaan had bij de volgelingen van Brummelkamp en Van Velzen.

Toch is het geschrift van Ds Eragelberts in zijn be-•oordeeling van de Chr. Afgescheidenen niet juist geweest. De be oordeeling is in een ver oordeeling •overgegaan. En nu kon niet die veroordeeUng goed gemaakt worden door te zeggen, dat men de predikaties van de Chr. Afgescheidenen toch niet in hun Kerken kon gaan beluisteren, want als men hun prediiing niet kende, moest men er ook over zwijgen.

Ieder denkt onwillekeurig aan de overeenkomsit tusschen toen en nu. Ook nu wordt over de gereformeerde prediking geoordeeld door wie er nooit één keer „onder - verkeerd" heeft, en wordt daarop door geredeneerd. B.T. door Prof. Dr H. Visscher of anderen in, . Waarheidsvriend, Wekker of partijbladen. Ook Ds Gunst blijkt aan deze overeenkomst tusschen toen en nu te denken:

Er bestonden evenwel in 1869 een groot aantal uitgegeven predikaties.

Ik ben in het bezit van gedi-ukte preeken van Ds B. G. Eelix, L. J. Hulst, J. Bavinck, W. H. Gispen, E. J. Seeger, A. G. de Waal, W. Koopmann, W. P. de Jonge, G. K. Hemkes, L. Lindeboom, 0. G. Doornbos, J. T. Bos en anderen. Deze predikaties zijn alle uitgegeven vóór de Synode van Middelburg is gehouden. Ds Engelberts had ze kunnen lezen. Dit heeft hij blijkbaar niet gedaan.

Maar het ging ook toen gelijk nu: zonder dat een behoorlijk onderzoek was ingesteld, werd het vonnis uitgesproken en in het publiek uitgebazuind.

Wanneer helt tot hereeniging van de gereformeerden komt, zal het weer zoo moeten gaan als toen: er zal heel wat onzin en onzakelijke leuterpraat moeten worden teruggenomen. Maar men zal het niet openlijk doen, doch .stilletjes en voomaampjes; en daardoor zullen de opgezweepte stakkers-volgelingen, voorzoover ze een goed geheugen hebben, en voorts de eigenaardige qualiteiten bezitten, welke voor separatistische daden noodig zijn, weer voor een deel zich verzetten tegen 'de vereeniging. Wie zal zeggen, hoeveel ellende gebrouwen is door dat . elkaar veroordeelen zonder - kennis van zaken en daarna door de weigering, om argumenten, die den criticus van ongelijk moeten overtuigd hebben, hardop te erkennen? De domheid eerst, de hoogmoed straks, die te „hoog" staat om ongelijk te erkennen enfeitelijke herroeping als zoodanig ook aan te dienen, en het zich „veilig stellen" door op - argumenten niet in te gaan, ziedaar de trekken der wereldgelijkvormigheid, in de kerkelüke polemiek, die altijd haar slachtoffers tellen zal, vóór en ook nog na een hereeniging van wat bijeen hoort Het ziet er met de vroomheid erg droef uit.

Opblazen. Geref. en Chr. Geiref.

In de „Wesitlandsohe Kerkbode" schrijft Amandi:

't Is tegenwoordig een liefhebberij van onze buitenstaanders, altüd als zij tevens tegenstanders zijn, te spreken van, te schrijven over: „den stryd in de Gereformeerde Kerken". Kort geleden „Het Schild". Nu weer Professor H. Visscher. Telkens „De Wekker". Geregeld „De Banier".

Even later:

Nu is er wel een „strijd" van de Gereformeerde Kerken tegen allerlei bijgeloof, ongeloof en wangeloof; tegen zooveel, dat goede zeden ondermijnt en verderft; voor Gods Woord, ZiJn Gezag en volkomenheid.

Maar — zoover ik zien kan — geen strijd in die Kerken.

't Geiral Dï trbbink werd opgeblazen tot „eén kerkelijke strijd".

Nu weer de kwestie van de uitbreiding onzer gezangen „een kerkelijke s-trijd".

't Wordt zoo dikwijls gerepeteerd, dat ge haast zoudt gaan gelooven, dat zij die 't schrijven of zeg'gen, het zelf gelooven. Of is de wensch de vader der gedachte?

Onder ons is, om nu maar bij idie Gezangen te blijven, verschil; verschil van inzicht.

Ik hoop, dat Prof. Visscher dit nooit leest. Anders wordt schrijver dezes ook veroordeeld wegens blindheid omtrent heit geestelijk, zedelijk en misschien financieel verval der Gereformeerde Kerken ! ! Tenzij het - koffie-recept van Dr Schilder door dien Professor woPdt geaccepteerd en gebruikt en het gebruik zijne door Dr Sch. begeerde uitwerking doet. Wij vreezen.

Amandi vervolgt:

Zeiker, verschil ds er onder ons van inzicht. Niet alleen omtrent de Gezangen. Ook omtrent allerlei andere 'dingen.

Gelukkig ook! Anders verstarden we. Nu blijven we wakker. Gedachtenwisseling en de schok der meeningen is een uitnemend middel tegen éénzijdigheid. En toont, hoe er meegeleefd wordt in ons kerkeUjik leven. < c • • •

Alleen laten onze buiten-tegenstaan-ders ons niet suggereeren zóó, dat het werkelijk strijd wordt! Laten we zorgen, dat het bij verschil blijft.

En eindelijk volgt nog dit nuchtere woord:

Ziet dan eens naar de Hervormde Kerk, de Kerk van Prof. Visscher!

Zooveel rdchtinigen, zooveel verdedigers van politieke partijen en.... bestrijders van elkander!

Ziet dan eens naar de Ghristelijke Gereformeerde Kerk.

Is het niet aJlerdroevigst, als predikaniten, Dienaars van het Goddelijk Woord, in openbare vergaderingen zach openbaren en uitspreken als elkanders felste tegenstanders en openlijk elkander gevaarlijk noemen Toor de eere Gods, de handhaving van het gezag, het welzijn des volks!

De één Antirevolutionair, de ander Kerstiaan. En vrie weet, hoe het — terecht — tusschen die beiden spant, kan begrijpen, hoe het spannen moet tusschen de Dienaren - des Woords van dezelfde Kerk, verdeeld over beide partijen ! ! !

Zou het aan die zijde dan maar niet veiligst zijn na te laten onze opbouwende verschillen op te blazen tot kerikelijken strijd!

Wijze opmerkingen, die verder geen kommentaar behoeven.

Over de „plannen" van Prof. Dr H. Visscher.

In het „Hervormd Zondaigsblad voor de Provincie Friesland", orgaan van de Priesohe Predikantenvereeniging, schrijft (Ds J.) H'(oekstra) iets over het ideaal, dat naar zijn meening Prof. Dr H. Visscher voor oogen Btaat. Hij citeert een verslag van een redevoering van Prof. V., noemt ook diens uitvallen tegen de Geref. Kerken en merkt dan op:

Wie nu aandachitig leest de beide laatste zinnen van het verweer tegen de critiek op Prof. Visscher en 'het .gesprokene door Zijn HooggeJeerde te Utrecht, dat wij juist daarom in zijn geheel opnamen, hem verrijst voor zijn geestesoog een ten voeten uitgeteekend beeld van de plannen van Prof. Dr Hugo Visscher. En dat beeld is dan de vereeniging — niet als lichaam, maar als actie — van alle Herv. Gereformeerden in den geest van Prof. V.

En van deze Herv. Gereformeerden is dan Prof. Visscher de groote leider. De Waarheidsvriend is dan ineengeschrompeld tot een blaadje van weinig beteekenis en de Geref. Bond een vereeniging van oudgedienden, die op non-activiteit gesteld zijn.

Het Geref. Weekblad is dan de geweldige spreektribune van Prof. Visscher, vanwaar hij de nieuw gevormde kerkelijke legerscharen toespreekt en zijn bevelen uitreikt. Eerst theologisch, dan kerkelijk, en eindelijk politiek. Dan is het „te zijner tijd" gekomen en verlaat Prof. Dr Visscher de A.R.-gelederen, die bij thans om „verkruimeling" te voorkomen nog gaat dienen. Want dan — aldus het beeld — zal de Hervormde kerkelijk-poMtieke partij van Prof. Visscher geen „kruimel" zijn in de politieke schotel maar het halve of wellicht tweederde deel van heel de A.R.partij....

Zonder ons aan droomerij over te geven, staat ons, bü 't licht van 's professors actie, bovenomschreven beeld helder voor den geest. Er is echter maar één maar — — Prof. Visscher is tot nog toe nimmer een organisatorische kracht geweest! 't Werk van „ruitengooien" gaat hem gemakkelijker af dan dat van glazenmaker. Doch 't kan verkeeren .

Dat is, nu van hervormde zijde, een oordeel, dat vrijwel overeenkomt met het onze: we hebben niet met heusche „plaimen", doch moer met „luimen" van Prof. Visscher te doen.

Dat hij daarmee kerkhistorie durft maken, is wel jammer, maar het moet temeer daarom zóó gezien worden, opdat men zich niet verder verlieze in een wolk van onwezenlijkheid en hol geredeneer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1933

De Reformatie | 8 Pagina's