GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Curaçao.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Curaçao.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gebiedsdeel Guragao, de zes Nederlandsohe eilanden in West-Indië, waarvan het hoofdeiland met een onderbreking van tien jaren in den „Franschen tijd" nu drie eeuwen Nederlandsch is, heeft geen grooter oppervlak-te dan een duizend vierkante kilometers.

Tegenover zijn West-Indische koloniën heeft het moederland altijd heel anders gestaan dan tegenover de Oost. En 'Guragao is weer geheel anders dan Suriname. Op twee verschilpunten wil ik wijzen.

Wat men ook beproefd heeft, nooit heeft Guragao door zijn cultures voor de West-Indische compagnie en later voor Nederland voordeel opgeleverd. Over het geheel heeft economisch gezien het moederland weinig van deze kolonie genoten. Er zijn drie tijdvakken in de geschiedenis, waarin Guragao geen geld gekost heeft: wanneer de slavenhandel bloeit in de zeventiende eeuw ; als honderd jaar later de Amerikaansche vrijheidsoorlog de eilanden Guragao en het bovenwindsche St. Eustatius tot een stapelplaats voor den handel maakt ; en nog eens honderd jaar later, wanneer de ontginning der pas on> tdekte fosfaatbeddingen op Guragao en Aruba en een tijdelijke opleving der g'oudwinning op dit laatste eiland voor de koloniale schatkist zooveel baten oplevert, dajt steun van het moederland om de jaarlijksche rekeningen sluitend te maien niet noodig is. Maar bij elkaar zal dit niet een derde van de „drie eeuwen één" geweest zijn.

De verovering van Guragao in 1634 had dan ook als voornaam doel mede de verkrijging van een steunpunt voor de oorlogsverrichtingen van onze republiek in de Garaïbische Zee, waar destijds Spanje zooveel afbreuk deed. In dit opzicht heeft het eiland, dat sedert 1845 aan het zestal eilanden als één gouvernement zijn naam gegeven heeft, zeker meer aan de verwachtingen beantwoord.

Het tweede, waarin Guragao onder de Nederlandsohe koloniën een eigen plaats inneemt, is de volkomen afwezigheid van een „oorspronkelijke" bevolking. Het is de vraag, of er nog Caraïben — dan wel een andere Indianenstam — woonden, toen Spanje het in 1527 bezette. In ieder geval hebben de Spanjaarden een groot deel der toenmalige bewoners weggevoerd. De veroveraars voor de W. I. G., Van Walbeeck en Le Grant, vonden het gewenseht, mèt de Spanjaarden het restje der Indianen op een honderdtal na naar de vaste kust over te brengen.

Guragao moest dus opnieuw bevolkt worden. Dalt het gelukt is, bewijst het aantal inwoners, een vijftigduizend, dat er thans is.

Gewoonlijk verdeelt men deze bevolking in Protestanten, Joden en Roomsch-Katholiéken. Na het jaarlijksch verslag van bestuur en staat over 1931, toen er ongeveer evenveel inwoners waren, geeft de statistiek geen cijfers meer, gegroepeerd naar de gezindten. Ruw geschat zijn er dan 42000 Roomsch-Katholieken, 600 Joden en 5400 Protesltanten. Ieder van die groepen vertegenwoordigt een stuk economische geschiedenis : die der Roomsch Katholieken de geschiedenis van den slavenhandel, de Protestantsche groep leverde het ambtelijk element en met die der Joden de kolonisten, laatstgenoemde vooral die, welke zich op den hamdel toelegden.

Het is de slavenhandel geweest, die in de vergadering van de 'bewindhebbers der W. I. 'G. heeft doen verstommen de herhaalde klachten over het dure bezit, dat Guragao was. Derftig jaren na de inbezitneming is Guragao de slavenmarkt der Gompagnie, die ook de slavenkust in Afrika tot haar gebied mocht rekenen, en een zeventigtal jaren heeft deze tijd geduurd. Op de plantages — in oude tijden leedt men van suiker, indigo en tabak als voortbrengselen — en in de huizen werden slaven gehouden voor eigen gebruik. Ondanks velerlei regelingen, die aan de behandeling 'der slaven misschien in zoover ten goede kwamen, dat van reohtstreeksche hardheid van den meester tegenover den slaaf hier eenigszins minder dan elders kan gesproken worden — een sentimenteel söhrijver uit 'het begin der negentiende eeuw weet te vertellen, dat de Guragaosche planter „wellicht de menschlievendste eigenaar van den slaaf, zoo in de Oost-als West-Indiën is" — was het Idt van den slaaf hier minder dragelijk, omdat de slechte omstandigheden van de meesters het eerst op de slaven verhaald werden. Guragao, dat groote perioden van droogte keöt, is geen lan'dbouvvkolonie geweest, en heeft voor het onderhoud van zijn eigen inwoners nooit voldoemde kunnen voortbrengen; zoo was het een gewoonte en nodsstand geworden, dat oude en verminkte slaven werden vrijgelaten om van 'hun verzorging af te zijn.

Onder het Spaansche bewind waren de Indianen op Guragao Roomsch-Katholieken geworden. D'e garnizoenen en de kolonisten, die reeds kort na de ontvajigst in het moederland van het bericht der verovering daarheen begonnen te trekken stonden onder de geestelijke leiding van predikanten, ziekentroosters en krankenbezoekers. Reeds van den derden predikant, Db J. G. Backer, die in 1642 op Guragao was, heeft Prof. Knappert uit de oude kerkelijke archieven opgediept, dat hij na onderwijs tien lidmaten had aangenomen. Daar moeten althans Indianen onder geweest zijn. Ook doopte hij Indianen kinderen, omdat men anders zou zeggen, dat de Hollanders, anders dan de Spanjaarden, geen christenen waren. Nog eens lezen wij van zoo iets, wanneer eenige jaren later de bekende Ds Gh. de Rochefort bij een bezoek aan het eiland Indianen kindertjes en volwa^ssen negers doopt, „eene zendingsdaad", schrijft Knappert, „onder Indianen en negers, waarvan daarna maar weinig sporen tot ons gekomen zijn".

Het is de R.-K. kerk geweest, die zich over de negerslaven ontfermd heeft. In de 17de eeuw ondanks veel verzet, en ook in de volgende nog niet van harte toegelaten, maar met veel ijver en opoffering voor het door hun meesters en door de kerk van hun meesters verwaarloosde volk. Van 1705—1742 waren het Jezuïeten, in het laatst der 18de en het begin der 19de eeuw Franciscanen, en sinds 1868 zijn het Dominicanen, die hier werkten.

Als een bewijs van bemoeilijking der priesters deelt het Gedenkboek Nederlan d—G u r a g a o 16 3 4—^19 3 4 mee in een opstel, onderteekend met de beginletters van den naam van den tegenwoordigen bisischop Mgr Verriet, dat nog in 1785 tegen den priester Ten Oever f 10.000, verbanning en afbreking van het altaar werd geëischt wegens het toedienen van doopsel, het in ondertrouw nemen en het oefenen van clandestienen godsdienst.

De komst van Mgr Niewindt, den eersten Apostolischen vicaris, in 1824, is een keerpunt in de geschiedenis dezer missie. Hij is de grondlegger van het volksondei^ wijs, de pleitbezorger van de belangen der slaven; in zijn arbeid vindt men de kiem van al die werken van christenhefde en barmhartigheid, waarin de R, - K. Kerk van Guragao tot op dit o ogenblik aan de spits staat. In 1927 is voor hem een standbeeld onthuld.

Zoo is de R.-K. Kerk geweest de kerk der weinige kolonisten, die tot haar behoorden, der vrije lieden van de kleur (vrijgelatenen en hun afstammelingen) en van de slaven met hun afkomelingen, van het overgroote deel der bevolking dus.

De geschiedenis der Gereformeerde Kerk heeft menige donkere bladzijde. Een groote moeilijkheid was de groote invloed van den directeur, die ex officio voorzitter van den kerkeraad was. Zoo hoort men Ds Specht

(1668—1676), en hem niet alleen, klagen over de zonden Yan dronkenschap en buitenechtelijke samenleving, maar deze zelfde prediker wordt door den directeur aangeklaagd wegens het houden van een drankvsdnkel, „een slachtoffer van staatstirajinie over de kerk"? oppert Prof. Knappert in het Gedenkboek. Honderd jaren later beklaagde zich de kerkeraad bij de bevsindhebbers der Compagnie over het verval der zeden in de gemeente en het plegen van allerhande zonden en gruwelen, waarop de directeur aldus adviseerde: „Dat aUe de sonden en gebreeken door den Kerkeraad gemeld, min of meer, niet ter zijde de waarheijt en zijn, en de vroomhijt en godsvrugt niet gevonden werden onder de inwoonders gelijk voorheen, avoueer ik met leetweesen, al sugtende, en dat de kerk seer spaarsaam door 't algemeen werd gefrequenteert en principaal door de rijkste families is de reële waarheijt".

Het telkens weer ontbreken van predikanten bij de Gereformeerde Kerk doet eigenaardige toestanden ontstaan. In de doopboeken komen telkens weer inschrijvingen voor uit het Luthersche register; in 1800 vindt men zelfs een overschrijving uit het Roomsche doopregister van kinderen, „die, bij gebrek van Gereformeerde Predikanten in deze gemeente gedoopt zijn geworden door de Roomsche Priesters te Curagao".

In 1825 is op aandrang van Koning Willem I een vereeniging tot stand gekomen tusschen de toen Hervormd genoemde oude Gereformeerde Gemeente en de in 1757 ingerichte Luthersche gemeente als Vereenigde Protestantsche Gemeente. Een vijftig jaar lang heeft men het volgehouden erop te letten, dat zooveel mogelijk één der beide predikanten Luthersch was. Veelal waren de predikanten van de Groninger richting, later was als regel althans één modern. Van 1906—^1915 stond er Ds M. H. J. Bosch (van Loenén), die in Kampen had gestudeerd en Gereformeerd predikant te Gronau vras geweest. Thans staat er D's G. Milet de St Aubin, die eenigen tijd de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband gediend heeft. De predikanten zijn ambtenaren van het Gouvernement.

Zoowel doop als „kerkelijke" huwelijksbevestiging vindt bij Guragaosche families gewoonlijk aan huis plaats.

Het kerkbezoek is niet groot. Een factor, die daarop wellicht invloed heeft is de taal. Papiamentsch is de gewone spreektaal ook der blanke Guragaosche families. In 1917 bezorgde het Nederlandsch Bijbelgenootschap een Bijbelvertaling in de landstaal door den Curagaoschen predikant Ds G. J. Eybers.

Dte sterke uitbreiding van het Nederlandsch element sinds de Guragaosche Petroleum Industrie Maatschappij haar werkzaamheden begonnen is en aan de Emmastad het aanzijn gaf, heeft geleid tot de vestiging van een derde predikantsplaats van gouvemementswege, los van de V. P. G.

Eenige maanden geleden is, zooals bekend is, de Gereformeerde predikant Ds H. W. Kroeze naar Curagao gegaan. Door groote inkrimping van het personeel der C. P. I. M. is het aantal Gereformeerden misschien iets kleiner daji eenige jaren geleden. Marine en militaire politie leveren hun aandeel.

Sedert 1927 werkt op Curagao het Leger des Heils.

A’dam, 28 Juni 1934.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Curaçao.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's